Want die God vreest, die ontgaat dat alles

Prediker 7:18b

In het Bijbelboek Prediker zijn, door de inspiratie van de Heilige Geest, wijze uitspraken opgeschreven van koning Sálomo. Nu heeft Sálomo deze wijsheid niet van zichzelf, maar hij heeft die van God gekregen. Daarom tillen zijn uitspraken de lezer en doordenker van die wijsheid altijd óp van het aardse naar het Goddelijke. En dus van de omgang met medemensen naar de omgang met de levende God. Zo geeft hij het advies om niet al te rechtvaardig te zijn en zichzelf niet al te wijs te vinden, want dan brengt men verwoesting over zichzelf. Ook geeft hij de raad om niet al te goddeloos te zijn en zich niet al te dwaas te gedragen, omdat men dan zal sterven buiten de eigen tijd. Heel praktisch zegt Sálomo dus om niet al te streng op de woorden en werken van de naaste te letten en dat mensenkind zeker niet op het hardst te bestraffen, omdat dit ontwijfelbaar schade en schande teweeg zal brengen. En wanneer je jezelf overgeeft aan grove zonden en misdaden, of wanneer je de zonde heerschappij laat hebben over je lichaam, dan zal daar zeker straf van de overheid op volgen, waardoor het leven ongetwijfeld vol moeilijkheden zal komen, die het bestaan vermoedelijk bekorten. En dan komt Sálomo met de aanwijzing hoe je het beste in het leven kunt staan, namelijk: door God te vrezen. Want als je God vreest, dan ontgaat je dit alles. En dus loop je dan al deze narigheid mis.
Nu moeten we dit advies van Sálomo dus veel dieper gaan toepassen. Want wij mensen zijn door onze gruwelijke zondeval doodschuldig voor God en hebben, naar Gods recht, geen ander vooruitzicht, dan dat de Heere ons zal verdoemen en ons in de hel zal werpen. En wanneer we ons dan sidderend afvragen hoe we die eeuwige smarten in dat hellevuur kunnen ontgaan, dan komt Sálomo met ditzelfde advies om God te vrezen. Want die God vreest, die ontgaat dat alles. Ja, wie God vreest zal niet in die verschrikkelijke buitenste duisternis terecht komen, waar wening is en knersing der tanden.
Natuurlijk is dan de volgende vraag wat het vrezen van God inhoudt. En wat je moet doen om God te vrezen. Wel, dit vrezen van God heeft niets te maken met bang zijn voor God. Of met angst hebben voor God. Want dit vrezen van God wortelt in de liefde van God en in de liefde tot God en komt voort uit de genegenheid voor God als antwoord op Zijn vaderlijke liefde. Tegelijk heeft dit vrezen van God te maken met Zijn majesteit, heerlijkheid, grootheid, onnavolgbaarheid, wijsheid, rechtvaardigheid, heiligheid, barmhartigheid en genade. O, wie God in waarheid leert kennen, die heeft diepe eerbied voor Hem. Die bewondert Hem. Die aanbidt Hem. Die vreest Hem dus.
Maar dan moet ik u ook direct duidelijk maken, dat dit vrezen van God alleen mogelijk is als je in de dadelijkheid en in een weg van recht in Christus bent ingelijfd en in Hem bent versmolten. Want buiten de Heere Jezus is God een verterend vuur en een eeuwige gloed bij wie niemand wonen kan. Ja, dat vrezen van God is slechts mogelijk als je bevindelijk en in de volle beleving des harten in de armen van Christus bent weggezonken, zodat je jezelf volledig aan Hem bent kwijtgeraakt. En dat werkt de Heere altijd uit in het leven van Zijn keurlingen, zodat al Gods ware kinderen dit meemaken.
En die waarachtig is wederomgeboren en één lijf met Christus is geworden, waardoor God wordt gevreesd, die mag onomstotelijk weten dat hem of haar het verdoemende oordeel Gods zal ontgaan. Ja, die ontgaat àlles wat God als straf op de zonde heeft gesteld, want dit mensenkind is gereinigd van alle vuile zonden door het bloed van Christus. Dit mensenkind is bekleed met de gerechtigheid, de heiligheid en de heerlijkheid van Christus, waardoor Gods hemelse zaligheid mag worden betreden en de eeuwige lofzang tot roem van de Drieënige God, mag worden aangeheven. En zou dit vrezen van de Heere dan ook niet openbaar komen in de praktijk van het leven? Ja toch! Maar wordt deze vreze Gods dan al in uw leven gevonden?