Gesprek over de dood

In het commentaar van het Reformatorisch Dagblad las ik de volgende zin: "Het gesprek over de dood vraagt niet alleen om zorgvuldigheid, maar ook om duidelijkheid en Bijbelse eerlijkheid". Deze zin stond in een commentaar rond sterven en hoe daar in onze moderne tijd door velen over wordt gedacht. Veel mensen hebben een romantische visie op de dood. Men ziet de dood dan als een oplossing voor onze nood. De Bijbel ziet dit echter radicaal anders. De dood is in de Bijbel het loon op de zonde (Rom. 6:23). De vraag is echter hoe we het gesprek over de dood met onze seculiere medemens moeten voeren. Daarover stond vrijwel niets in het commentaar. Daarom een enkele opmerking, ook omdat het een buitengewoon belangrijk thema betreft.

In de eerste plaats moeten we beseffen dat het om een zeer, zeer lastig thema gaat. We weten natuurlijk vanuit de Bijbel hoe de Heere spreekt over de dood. Maar we moeten wel oppassen dat we te gemakkelijk met enkele Bijbelteksten onze medemensen de mond proberen te snoeren. In deze discussie gaat het vaak om hele diepe emoties. Mensen hebben soms hun dierbaren verloren en als dan een willekeurig kerkmens daar enkele boude dingen over zegt, dan richt hij meer schade dan goed aan. Ik bedoel niet dat we de ernst van de dood voor onze medemens gaan verzwijgen, maar de rechtvaardige zal wel tijd en wijze weten. We doen er diep bedroefde mensen geen goed mee als we zonder kennis van zaken beweren dat iemand voor eeuwig verloren is gegaan. We moeten wel eerlijk zijn, maar ook voorzichtig. Soms ontbreekt het daar weleens aan. En daar moeten we voor oppassen.

Een tweede opmerking betreft onze eigen plaats op weg naar de eeuwigheid. Paulus spreekt in zijn brieven hele duidelijke taal. Ook over de dood en de eeuwigheid is hij niet onduidelijk. Maar in de Romeinenbrief begint Paulus wel met ieder onder het oordeel te plaatsten. Kerkmens of wereldling is ten diepste, los van Christus, niet beter voor God. Wij hebben allemaal gezondigd en daarom missen we de heerlijkheid van God. Spreken over de dood kan dus alleen als we zelf goed weten en beseffen dat wij ook de dood hebben verdiend. Misschien moet ik het nog anders zeggen. We kunnen er alleen maar op een goede toon over spreken als we onszelf de dood hebben waardig gekeurd. Laten we oppassen voor hoogdravende taal, waarin we koud en kil de diepste dingen kunnen zeggen. Onze medemens mag best merken dat we huiveren als we denken aan de dood. Bewogenheid en betrokkenheid op medemensen zijn in dit verband onontbeerlijk. Het koude en hooghartige spreken heeft al heel wat verwoest. Het gaat om diepe dingen die alle mensen raken.

Een derde opmerking is dat we Bijbel ons ook wijst op redding. We kunnen over de dood alleen met levende mensen spreken. Met doden kunnen we niet spreken. We moeten de doden, wie dat ook zijn, aan God overlaten. Wel weten we dat er los van het ware geloof in Christus geen verlossing mogelijk is. Die wetenschap moet ons brengen tot zelfonderzoek. Heb ik door het geloof deel aan een levende Zaligmaker. Die wetenschap moet ons ook dringen om de ander het goede van Gods Woord bekend te maken. Mensen leven in het heden der genade. In het gesprek over de dood mag nooit ontbreken dat we de ander wijzen op Christus die de dood heeft overwonnen. In het Evangelie komt deze Verlosser tot mensen. Wie deze Verlosser aanneemt, door het ware geloof, is behouden. De geschiedenis van de moordenaar aan het kruis is denk ik heel duidelijk. Dat mogen we dus ook tegen onze medemensen zeggen. Wie weet: de Heere zou het kunnen zegenen. De eeuwigheid zal dat openbaren. Tot roem van Gods heerlijke Naam.

Ds. W. Visscher