Afbeelding
Foto:

Canadese kleinzoon van eerw. heer Vetter vertelt… (6)
Moeder had heimwee en ging een poosje terug naar Flakkee

Het viel voor het emigrantengezin Wittekoek niet mee om hun draai te vinden in Canada. Terwijl sommige immigranten weer terug gingen naar het vaderland, besloten zij toch te blijven. Er moest hard gewerkt worden. Dim kreeg vrienden en verkering plus een andere werkkring. Zijn moeder had vlagen van heimwee naar Flakkee en daarom werd besloten dat zij een poosje naar Nederland zou gaan. We krijgen een indruk van het leven in Canada van toen en u.

Tekst: Adri Nelis/Jan Lokker

Familiebezoek

In mei kwam ik weer thuis na mijn winter op de boerderij. Een paar weken later had mijnheer Middeljans, voorman bij "Canada Veneer" waar triplex gemaakt werd, me een baantje bezorgd. Hij en zijn gezin waren bevriend met mijn ouders en kwamen uit Drenthe. Het werden een fijne zomer en herfst. Pa had zijn moestuin, maar hij ging met ons een aantal keren op pad naar de rivier en naar de meren. Moeder bleef maar bij vlagen last van heimwee houden. En toen het duidelijk was dat we in Canada zouden blijven, vond Pa dat ze een keer haar familie moest bezoeken. Hoe dat met de familie in Holland werd geregeld weet ik niet, maar ze nam Daan van acht mee, Theo ging bij vrienden in Renfrew logeren en Pa en ik bleven thuis wegens ons werk. Eind 1956 vertrokken ze met de "Volendam" en ze bleven drie maanden weg. Op deze manier zag ze Oma Vetter terug, nog voor die ziek werd.

Iets daarvoor, reed ik met twee collega's naar mijn werk en op een dag, op weg naar onze middagdienst, kwamen we Pa en Ma tegen, die uit de stad gereden kwamen. Op dat punt ging de smalle weg een heuveltje op waar het glad was en daar slipten we, rolden over de kop en belandden ondersteboven in een droge sloot. Pa en Ma kwamen hevig geschrokken terug gerend. Wij waren uit de auto geslingerd, maar op een paar kleine wondjes en wat blauwe plekken na, waren we er goed van af gekomen. Gelukkig zaten we in een stevige auto, zoals op de foto's te zien is. Later reed ik samen met Nellie, een vrouw die daar ook werkte en bij ons soms de maaltijden klaarmaakte. Theo kwam voor de Kerstvakantie naar huis en ik maakte in die tijd kennis met Elsie Anderson, een jongedame die verder in het verhaal weer voorkomt, omdat zij deel ging uitmaken van de familie.

Verhuizen?

Op de terugweg maakte Ma kennis met mensen uit Niagara Falls, die haar aanraadden daarheen te verhuizen, omdat het klimaat er milder is en er genoeg werk was. In de zomer gingen we er de streek verkennen. Snelwegen waren er toen nog niet en we deden over die 550 km wel acht uur. Maar zodoende kregen we wel veel van het land te zien en zagen we voor het eerst de beroemde watervallen. Die streek doet meer aan Nederland denken en je vindt er dan ook veel Hollanders. Je kon er goed zacht fruit telen zoals perziken, kersen en druiven voor de wijnproductie. In onze buurt konden alleen sterke appelrassen het uithouden, hoewel dat met de klimaatverandering anders wordt.

We logeerden een paar dagen bij die familie en ze lieten ons de omgeving zien. Hij had zelfs al werk op een grote fruitkwekerij voor ons gevonden! Pa en ik konden in de boomgaard werken en Ma in de huishouding. Hij liet ons het huisje zien dat er bij hoorde: midden in de boomgaarden, maar het was wel een opknapper. Toen moesten we weer terug wegens ons werk en Pa en Ma zeiden schoorvoetend, dat ze er over zouden denken. Met dit slechte nieuws kwam ik bij mijn vrienden aan, wetende dat ik ze gezien de afstand waarschijnlijk nooit meer zou zien. Een paar weken nadien hadden ze een afscheidsfeestje voor me georganiseerd (zie foto's), maar weer een week later stonden de zaken er anders voor. Ma hakte de knoop door en zei dat ze niet van plan was daar te gaan wonen en hier alles weer achter te laten: hoera!

Van de fabriek naar de supermarkt/verkering

Die zomer had ik een bijbaantje bij de kruidenier in de straat. De zoon had de zaak overgenomen en ging die verbouwen tot zelfbedieningswinkel en ik hielp met het schilderwerk. Achter was er een vrieshuis, waar je laden kon huren, want de mensen hadden toen zelf nog geen diepvries in huis. Ze brachten hun geslachte dieren of wild en dat werd daar afgehakt, verpakt en in de laden gestopt. Ze konden later halen wat ze nodig hadden. Toen de verbouwing klaar was, kreeg ik een volledige baan aangeboden. Nou had ik fabriekswerk nooit erg fijn gevonden en in een winkel werken trok me aan. Het was bij ons in de straat, dus kon ik om twaalf uur thuis eten, had ik vaste werktijden overdag en nooit meer last van die herrie in de fabriek. Ma was er wel op tegen, omdat het loon lager lag, maar het was vaste werk en ik had door de jaren heen genoeg fabrieken zien sluiten. Ik leerde daar gelijk vleesbewerking en dat kwam goed van pas, want een paar maanden later stapte de vlees chef op en kon ik tegen een verdubbeling van mijn salaris zijn baan overnemen. In de herfst was het altijd het drukst, vanwege het jachtseizoen. Soms hingen er wel tien tot vijftien herten te besterven in de koelcel, voor ze versneden konden worden en er werden ook wel eens een paar beren aangeleverd.

Terzelfder tijd gingen er geruchten, dat er een productiebeperking zou komen in de mijn waar Pa werkte. Op een of andere manier had hij contact met een zekere Leen Bijdevaate gekregen, die in 1951 met zijn gezin naar Canada was gekomen en in Georgetown woonde, hier 450 km vandaan. En op een dag vertrok ons gezin daar naar toe. Er was een veehandelaar in het dorp, die laadde alles op zijn oude truck en weg waren ze. Maar ik bleef, want ik vond die baan leuk en ik ging bij Elsie's ouders in de kost. Die waren laat getrouwd, toen ze 45 en 34 waren. Ze waren van de Anglicaanse kerk, terwijl ik in die tijd naar de United Church ging. Elsie had twee oudere broers, waarvan er een elektricien in Beachburg was en de andere tuinman in Prescott. Haar ouders hadden moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, dus vond Elsie dat ze hen bij moest staan, want sociale uitkeringen waren er toen niet. Haar vader had een arbeidsongeval gehad en haar moeder was gepensioneerd onderwijzeres, zodat ze op haar zestiende van school was gegaan om te werken. Dat was in Prescot en toen ze hun kleine huis verliet was er plaats voor mij. We zagen elkaar om de paar weken.

Georgetown

De tijden veranderden en steeds meer mensen kregen een eigen diepvries en met de steeds beter wordende wegen reden ze ook naar Pembroke om daar boodschappen in te slaan in de grotere supermarkten. We maakten nog wel vlees klaar voor het vrieshuis, maar die activiteit werd minder. Op den duur waren er nog maar twee winkels in het dorp over, waarvan een bij de gratie dat daar het postloket was, maar ook die moest sluiten toen er een postkantoor gebouwd werd. Ik besloot toen, dat ik maar eens vertrekken moest, wat me echt speet, want ik vond het een leuk gebied, en nog steeds beschouw ik Beachburg als de plek waar ik vandaan kom.

De familie Bijdevaate had voor Pa en Ma een huis in Georgetown gevonden, dat toen 15.000 inwoners telde. Maar toen ik naar huis kwam hadden ze een extra kamer nodig, waarop ze naar een groter huis verhuisden, dat aan de hoofdstraat lag, zowel op loopafstand van de winkels als van de Christelijk Gereformeerde Kerk. Daar ging ik weer naar de kerk en na een tijdje heb ik daar belijdenis gedaan. Het gebouw was voorheen een oude melkfabriek geweest, maar omdat het een grote gemeente betrof, werd er in 1963 een nieuwe kerk gebouwd. Nu zijn er zelfs twee kerkgebouwen en ook een christelijke school. Bij Toronto staat ook een christelijke middelbare school. Die scholen worden niet door de overheid bekostigd, want die onderhoudt alleen de staatsscholen en de katholieke scholen. Christelijk onderwijs is een dure aangelegenheid, zeker als ouders meer schoolgaande kinderen hebben.

Een studie aan de universiteit moet ook zelf betaald worden en na afloop is er door de meeste studenten dan ook een stevige studieschuld opgebouwd. Vroeger waren er ook geen ambachtsscholen, dus als je een vak wilde leren ging je bij een baas in de leer. Dat is nu anders, want er is een tekort aan geschoold personeel. Universitair geschoolden daarentegen zitten soms zonder werk, als ze de verkeerde richting gekozen hebben, maar dat geldt niet voor dokters, verpleegsters en techneuten: daar is een tekort aan. (wordt vervolgd)

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding