Afbeelding
Foto:

Canadese kleinzoon van eerw. heer Vetter vertelt… (5)
'Ik werkte 72 uur per week voor $ 1,05 per uur'

Lange en strenge winters in Canada met veel sneeuw zorgden vaak voor een eentonig en betrekkelijk eenzaam bestaan voor de immigranten uit Nederland. Taalbarrières belemmerden soms de contacten. Moeizaam werd een bestaan opgebouwd, soms anders dan waarvan gedroomd was.

Tekst: Adri Nelis/Jan Lokker

Het leven in Beachburg

Zoals ik al zei, was Beachburg een leuk dorp. Het bestond uit een Voorstraat van twee kilometer, met verschillende zijstraten. Je had er vier kruideniers en twee gereedschapswinkels, twee kappers, een paar garages, twee benzinepompen waar je ook wat kon eten en drie kerken. Het dorpshuis heette de Oranjehal en was van de Ierse Orangistenvereniging. Dat waren Ierse immigranten van protestantse huize, die in Ierland tegen de Katholieken vochten. Op twaalf juli hielden ze marsen met tromgeroffel en doedelzakmuziek, waar ik wel eens in heb meegelopen. Dat is er nu niet meer, behalve in een paar grotere steden. Ze gebruikten de hal voor speciale gelegenheden.

Op zondag en woensdagmiddag waren alle winkels gesloten, maar op dinsdag- en zaterdagavond bleef alles tot tien uur open en in de zomer zelfs tot elf uur. Zaterdagavond was dè avond. Dan kwamen de boeren naar het dorp om inkopen te doen en op visite te gaan. Dan stond 's avonds vaak de band van het Leger des Heils op straat te spelen die aan weerskanten vol stond met geparkeerde auto's. Ja, dat gaf altijd een hele drukte. Jongelui met een rijbewijs kregen doorgaans de auto van hun ouders als die kennissen bezochten en reden met hun vrienden de straat op en neer en gingen in een restaurant een hamburgertje eten of wat anders.

Zo kreeg ik Canadese vrienden. Tot dusver had ik eigenlijk nauwelijks vrienden. Ik kende wel Friese jongens, maar als ik met die jongens in het Nederlands of Engels aan het praten was en er kwamen een paar Friezen meer bij, dan gingen ze op het Fries over en voelde ik me buitengesloten. Mijn leeftijdsgroep was toch al ondervertegenwoordigd, maar ze waren niet allemaal zo, er zaten best veel aardige tussen. Hoe het ook zij, op een avond zaten we op de veranda, toen er een auto met jongvolk stopte waaruit ik gewenkt werd met de vraag of ik mee wilde rijden. "Nou ja, waarom niet", dacht ik en ik perste me naar binnen. Daar gingen we: iedereen zat te praten en te lachen en ik zat stommetje te spelen, omdat ik hen grotendeels niet kon verstaan. Dave, de chauffeur, was een jaar ouder dan ik en zijn broer een jaar jonger. Ik kreeg de taal snel onder de knie toen we vrienden werden en in deel 4 heb ik verteld dat ze allebei vorig jaar overleden zijn. Ik raakte met heel de familie bevriend en dat is zo gebleven, ook nadat ik verhuisde. Hun boerderij lag tien km buiten het dorp en daar heb ik heel wat uurtjes gesleten.

Breed inzetbaar

Die zomer en herfst werkte ik weer bij het in deel drie genoemde graanbedrijf "Ottawa Valley Grains". Een stoffig karweitje als je binnen zakken moest vullen met geperste luzernepellets voor veevoer. Toen de vorst inviel, ging de fabriek dicht en deed ik los werk. Het leukst vond ik om met een groep te gaan houthakken, een zgn. "cutting bee". Dat is als een stuk of vijf, zes boeren met een draagbare zaagbank het bos in gaan om blokken te zagen voor de stook van volgend jaar. Het betaalde slecht maar ik genoot van de maaltijden: twee keer per dag eten in overvloed en diverse soorten taarten en ijs na.

Verder was er die winter niet veel te doen behalve sneeuw ruimen en in het voorjaar van 1955 ging ik weer aan de slag bij de "Ottawa Valley Grains". Maar omdat ik die winter mijn rijbewijs gehaald had, kon ik waar nodig met vrachtwagens rijden en met de oogstmachine het land op. Was ik blij dat ik uit die smerige fabriek was! Die oogstmachine draaide 24 uur per dag, dus met zijn tweeën werkten we 12 uur op en 12 uur af, zes dagen in de week. De ene week overdag en de andere week 's nachts. Je verdiende $ 1,05 per uur en met 72 uur per week was dat voor toen niet slecht. Vader zat in de continudienst en ging met zijn auto met vijf anderen naar het werk, waarbij ze elke week in iemand anders auto reden. Moeder heeft nooit autorijden geleerd, maar ik mocht de auto altijd hebben als hij niet in gebruik was.

Blij met 'Eilanden-Nieuws'

In onze vrije tijd gingen we op visite bij families die we van de kerk kenden en ook gingen we in de zomer dagjes naar de Ottawarivier. Pa was groots op zijn goed onderhouden moestuin en met zijn producten heeft hij heel wat prijzen gewonnen op de plaatselijke jaarmarkt. In de meeste dorpen, groot of klein, worden deze driedaagse fairs in de herfst gehouden. En iedereen kan meedoen, boeren en burgers, om te laten zien wat ze presteren in verschillende categorieën zoals bakken, schilderkunst, tuinieren enz. Een jury beoordeelt wie de mooiste koeien, paarden en soorten pluimvee heeft. Het gaat voornamelijk om de eer en er zijn linten en kleine geldprijzen te winnen. Je kunt ook paardrijden, er wordt zelfgemaakt lekkernijen verkocht en er is allerlei vermaak. Een show van auto's en van landbouwmachines hoort er ook bij.

In de herfst lag de fabriek weer stil en ik kon moeilijk aan werk komen. Op het arbeidsbureau in Pembroke heb ik een paar keer geprobeerd om een WW-uitkering aan te vragen, maar ik kon de invulformulieren niet lezen. Toen ik daar een keer was, vroeg een oude boer, die iemand met boerderijervaring zocht, of ik wou komen werken en omdat ik niet weer een winter wilde zitten duimendraaien, ging ik akkoord. Ik moest maandagochtend in Cobden zijn en zou worden opgehaald. Dat bleek zijn zoon te zijn, die een kwartier verderop een melkvee bedrijf had. Het was een Katholiek stel, dat laat getrouwd was, met een dochtertje. Zij was onderwijzeres geweest en hielp niet in de schuur, maar kon wel prima koken. Ik had het die winter echt naar m'n zin. Ik hoefde niet hard te werken: de gewone dingen in de schuur, zoals uitmesten, voeren en twee keer melken. Buiten moest ik meestal de paarden gebruiken, want de boer wilde niet onnodig diesel verstoken in zijn tractor.

Maar de avonden waren wel lang. TV hadden ze niet en soms luisterden ze naar het nieuws op de radio. Maar ik hield van lezen, ook wel in oude nummers van het Eilanden-Nieuws, die ons volgens mij door oom Jan Vetter toegestuurd werden. Pa en Ma hebben die heel lang ontvangen. Na een paar weken vroeg ik wat mijn loon was en de boer dacht me een dollar per dag te geven plus kost en inwoning. Nou aten ze er goed van, maar ik had wel gemerkt dat ze het ondanks dat niet breed hadden. Ze reden met een oude pick-up, niet eens een personenauto en hun tractor had ook betere dagen gekend. Ze hadden geen binnen toilet en als ik 's nachts moest, dan moest ik me helemaal aankleden en naar de schuur gaan. Maar het waren leuke mensen, meer vrienden dan werkgevers en ik zei: "Ja".

Bezoek uit Nederland

Pa kwam me 's zaterdagsmiddags ophalen en bracht me 's zondagsavonds terug. De zaterdagavond ging ik meestal schaatsen op de buitenbaan of naar een film in het dorpshuis. 's Zondags gingen we naar de kerk en na het middageten gingen we soms met een paar vrienden naar een winkel van sinkel gerund door een wat oudere weduwe, waar rokers een sigaret konden kopen voor twee cent per stuk. Niet dat er veel aan was, dat hokje ter grootte van een kamertje, maar het was er warmer dan buiten.

Die winter was er veel sneeuw. Op zaterdag 18 maart sneeuwde het de hele dag en ik had niet gedacht dat Pa me zou komen ophalen. Maar hij kwam wel en had oom Henk Vetter bij zich, die voor Philips in Ottawa was en met de bus naar ons was gekomen. Ik heb nooit gehoord, wat hij dacht toen hij ons bestaan hier vergeleek met het wonen in Oude Tonge. En het bleef maar sneeuwen tot op zondagmiddag alle wegen binnen en buiten het dorp dicht gesneeuwd waren. Oom Henk wilde die dag vertrekken, maar je kon Pembroke onmogelijk bereiken. En omdat we nooit met de trein reisden, hadden we daar helemaal niet aan gedacht, tot we de fluit hoorden blazen. Op maandag kon hij dan weg. Nu is er geen trein meer en de rails zijn verwijderd. Er rijden nu alleen nog maar treinen tussen grotere steden.

Pas op woensdag kon ik naar de boerderij terug. Het duurde tot in april voor alle sneeuw was weggesmolten en tegen die tijd was het ook mijn tijd om te gaan. Ze wilden wel dat ik bleef, maar ondanks dat ik een prima winter had gehad, had ik toch geen zin om hier zonder vervoer in de zomer vast te zitten. Bovendien wilde ik wel een betere baan.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding