Els Florijn – Het meisje dat verdween (24)

Onze kleren begonnen stomend op te drogen. Ik keek naar mijn schoenen. Hoe zou mijn hiel eruit zien? Ik begon de veters van mijn linker schoen los te maken, ondertussen luisterend naar papa en mama die over onze tocht hierheen vertelden aan de pastoor.
Voorzichtig schoof ik mijn schoen half uit en mijn sok omlaag. Onder mijn hiel was het dik. Ik duwde. De huid gaf mee. Er zat een grote blaar onder mijn hiel, en ook een op de achterkant van mijn voet. Ik had wel eens gelezen dat je blaren beter door kon prikken. Waar kon ik dat mee doen? En durfde ik dat?
Ik keek op van mijn voet. Het was stil geworden. De pastoor zat met zijn hoofd in zijn hand. Papa en mama keken hem aan. Waar hadden ze het net over gehad? Ik had niet goed genoeg geluisterd.
Terwijl ik mijn tanden in mijn onderlip beet, schoof ik mijn sok en mijn schoen weer goed en luste de veter.
'Ik weet het niet.' De pastoor schoof zijn hand over zijn voorhoofd heen en weer. 'Ik heb hier twee mensen wonen, de meid en de tuinman… U begrijpt wel dat ik die niet in gevaar mag brengen. Hoe kan ik u hier verbergen zonder hen in gevaar te brengen?'
'Een paar dagen,' zei mijn vader, 'een paar dagen. Alstublieft. Wij hebben rust nodig.'
'Ik durf het niet aan.' De pastoor keek diep ongelukkig. 'Ik durf het werkelijk niet aan. U kunt beter naar het klooster gaan. Daar kunnen ze u vast beter verbergen dan ik hier kan.'
'Een paar dagen?' zei papa.
'U kunt hier natuurlijk uitrusten. Maar ik zou u toch willen vragen om voor de metten te vertrekken.'
'En waar moeten we dan heen?' zei mama. Ze zat aan de tafel, haar handen onder haar hoofd. Ze klonk als een klein kind.
'Dat zei ik u al. U zou het bij het klooster kunnen pro-beren.'
'Daar brengen we meer dan drie mensen in gevaar.'
'Rust u nu eerst maar even uit. Daarna kunnen we er verder over praten. Ik zal u dekens laten brengen.'
Hij vermeed mama's smekende, minachtende ogen en schuifelde de kamer uit.
'Ik heb blaren,' zei ik. Niemand zei iets.
'Mama, ik heb blaren!' zei ik half huilend.
Mama draaide haar gezicht naar mij toe. 'Hou je mond,' zei ze, 'waag het niet om over zoiets onbenulligs als blaren te beginnen.'
Ik schrok van de doodsbange, ijskoude woede in haar ogen.
Alsof ik iets gezegd had, zei ze het nog een keer: 'Ik wil je er niet meer over horen, Lotte. Begrepen?'
'Ja, mama.'
De meid kwam binnen. Ze droeg een hoge stapel dekens over haar arm. We kregen er allemaal twee, een om op te liggen en een om over ons heen te trekken. Ik legde mijn dekens dicht bij het inzakkende vuur, trok mijn schoenen uit en schoof tussen de dekens. Ik was blij toen het licht uitging, dan hoefde ik papa en mama niet meer te zien. Ik kan me niet herinneren dat ik wakker heb gelegen. Ondanks alle ellende sliep ik bijna meteen.
Ik werd wakker toen de meid de kamer binnenkwam. Ze deed de gordijnen half open en ze maakte lawaai toen ze glazen en bordjes vanaf een dienblad op tafel zette. Op de bordjes lag brood; wat in de glazen zat, zag eruit als thee.
Ik kon mijn ogen bijna niet open krijgen, mijn oogleden waren aan elkaar geplakt. Ik moest kleverige korsten uit mijn ogen vegen voor ik goed kon zien. Mijn neus zat dicht.
Papa werd ook wakker. Hij ging rechtop zitten. Hij had zich een paar dagen niet geschoren en had een rossige stoppelbaard. Zijn grijs-rossige, te lange haren zaten in de war. Hij leek in niets meer op mijn nette, goedverzorgde vader met wie ik naar de groothandel ging om in te kopen.
Mama sliep nog. Ze lag op haar zij, haar handen onder haar gezicht. Het aarzelende, grauwe ochtendlicht viel op haar witte gezicht. Ze lag erbij alsof ze niet meer leefde.
'Caroline,' zei papa. Hij streek met zijn knokkels over haar wang. Ze reageerde niet.
'Caroline.' Hij streelde de losse haren van haar voorhoofd weg. Ik zag haar ogen langzaam opengaan, haar kinderlijke blik, het korte, kostbare moment van volkomen blanco en verwonderd wakker worden.
Toen het besef. De angst nam haar ogen onmiddellijk in beslag.
'Hoe laat is het?' vroeg ze.
'Acht uur,' zei de meid.
Ze schoot overeind. 'Waarom zijn wij niet eerder gewekt? Hoe kan het dat het al zo laat is?'
De meid bleef onverstoorbaar. 'Het leek mij niet uit te maken als u wat langer sliep.'
'Weten jullie al waar we heen kunnen?'
'Daar moet u het zo met meneer pastoor nog maar over hebben.'
Ik zag mama's schouders omlaag zakken. Ze had geen energie en moed om meer te vragen. Ik haalde het dienblad. Ik staarde naar de kier tussen de gordijnen terwijl papa de beracha voor het brood zei. Ik werd geacht om mee te bidden, maar ik zweeg. De vertrouwde woorden: 'Baroech atta Hashem Elo-heinoe Melech ha'olam ha'motsie lechem min ha'arets…' maakten me verdrietig en opstandig. Wat had ik eraan om voor brood te bidden als er zo veel andere dingen waren waar we, vond ik, beter voor konden bidden?
We aten in stilte. Toen ik mijn brood ophad, voelde ik voorzichtig onder de deken aan mijn hiel. Mijn voet was dik en pijnlijk. De blaren zaten er nog steeds. Ik had de stiekeme hoop gehad dat die tijdens het slapen zouden verdwijnen.
'Ik zal meneer pastoor vertellen dat u wakker bent,' zei de meid. Ze sloot de deur achter zich.