Afbeelding
Foto:

Herinneringen van Cor IJpelaar

Cor IJpelaar uit Ooltgensplaat zette wat jeugdherinneringen op papier en stuurde deze naar de redactie. Graag plaatsen we zijn bijdrage.

Als ik 's nachts wakker lig en hoor en voel ik me nog wel eens angstig. Dit komt door de oorlog. Als dan die Duitse vliegtuigen over vlogen, moesten we vlug de zelfgemaakte schuilkelder in die mijn vader en de buurman gemaakt hadden.
Dat maken van die schuilkelder ging als volgt: Er werd eerste een vierkante diepe kuil uitgegraven en daar werden balken en strobalen overheen gelegd. Dan volgden er graszoden, zodat de schuilkelder vanuit de lucht niet kon worden gezien. Wij woonden aan de Boompjesdijk, een gehucht tussen Dinteloord en Steenbergen.
De vliegtuigen die altijd 's nachts overkwamen waren op weg naar Engeland om daar hun lading met bommen af te werpen. Als kind wisten we niet wat oorlog voor zin had. Mijn vader moest, als er alarm was, mij altijd in de schuilkelder dragen omdat ik verlamd was. Hij werkte bij een boer en kreeg altijd goed te eten te eten en hij kreeg pap en melk mee voor mij. Maar ik kon niets binnen houden dus waren mijn broers en zussen er goed mee. Daar in de buurt waar ik woonde zijn er niet veel mensen omgekomen. Als je dan later hoorde hoeveel mensen er op andere plaatsen omgekomen waren dan 'hadden wij een engeltje op onze schouders'.

Voor de oorlog woonden we in de Langstraat maar toen het eiland onder water werd gezet vertrokken we via Sluishaven naar Dinteloord waar we bij mensen onderdak vonden in een bijkeuken waar geen kachel was maar wel een betonnen vloer. We sliepen op een open zolder waar de muizen 's nachts ons gezelschap hielden. Daarna zijn we verhuisd naar de Boompjesdijk. Ook gingen we daar naar school. Daar werd ik door een juf onder de banken geslagen omdat ik zei: "mijn heeft zweren op zijn kop en kan niet op school". De juf zei toen: "Een beest heeft een kop, dan vergeet je het niet meer!"

Weer terug op Flakkee waar de landbouwgronden de eerste jaren niet gebruikt konden worden omdat daar zoveel jaren het zoute water overheen was gegaan.
Vroeger moesten mijn ouders op zo'n buitenkachel in een grote wasbus het wasgoed opkoken. Mijn broer en ik gingen op het deksel van die bus zitten en toen mijn broer er af sprong ging het deksel weg. Heel mijn rug en billen waren verbrand (nu niets meer van te zien).
Waar zoveel ellende was hebben wij toch een mooie jeugd gehad. Wat ook nu nog van tijdens en na de oorlog zijn luizen en vlooien!.
Ik plaats hier nog een foto bij van mij met mijn twee broers toen we nog in militaire dienst stonden: Links met mijn handen over elkaar ben ik). In het midden broer Jan en bij het kruisje broer Aad. We verschillen precies één jaar.