Een nederige koning

Saul is de eerste koning. En na hem komt David.
U weet hoe het ging? Saul, die zo goed begonnen was, wordt door de Heere als koning verworpen.
En David komt in zijn plaats.
Hoe zat dat?
Was David beter dan Saul?
Deed hij minder zonden dan zijn voorganger?
Nou, dat staat wel te bezien. We lezen van David heel wat verdrietige dingen.
De zonde met Bathseba, de dood van Uria, de volkstelling.
Nee, het verschil tussen Saul en David is niet dat Saul een zondaar was en David niet.
Maar dat David een andere koning was dan Saul.
Er waren ook in Davids leven tijden dat je het nauwelijks kon zien. Maar er waren ook momenten dat het voor iedereen duidelijk werd: David is koning, maar eigenlijk regeert de Heere in Israƫl.
David buigt voor Hem.
Kijkt naar Hem op. Zoekt in Zijn wegen voor te gaan.

Bij Saul ging het steeds meer om zijn eigen koningschap.
Om de macht, om zijn eigen weg die hij ging.
In het koningschap van Saul zag je de Heere niet meer.
Hij stond er zelf steeds meer tussen; tussen de Heere en zijn volk.
Misschien is het nog wel het beste duidelijk te maken aan een voorval uit het leven van David.
David is dan getrouwd met Michal, de dochter van Saul.
En dan haalt David eindelijk de ark van de Heere naar Jeruzalem.
Die ark is in de handen van de Filistijnen geweest en na allerlei verwikkelingen heeft hij drie maanden bij Obed-Edom gestaan. Dan is het eindelijk een dag van grote vreugde voor David om de ark naar de tabernakel terug te brengen.
David is zo blij.
Hij legt zijn koninklijke kleren af en hij huppelt in een eenvoudig linnen priesterhemd voor de ark uit.
En dan kijkt Michal, de dochter van Saul, uit het venster.
Ze kan haar ogen niet geloven. De koning die zich zo verlaagt; die als een eenvoudig mens uit het volk voor de ark uit huppelt.
Ze veracht hem. En ze zegt het ook tegen hem wanneer hij thuiskomt.
Maar David is niet onder de indruk en hij zegt: "Ik heb voor de Heere gehuppeld. En ik zal nederig zijn; met de slavinnen en de eenvoudigen van het land."

Daar hebt u het. Michal denkt: David is geen echte koning. Als koning ga je niet als gelijke tussen het gewone volk lopen.
Maar David doet het toch. Niet om 'dicht bij het volk te staan' of om 'zijn koningschap te verstevigen'. Laat staan omdat hij weet dat 'het koningschap mee-verandert met de tijd'. Maar eenvoudig omdat hij tegenover God een mens is als alle mensen.
Voor Hem is hij net zo klein als andere zondaren.
En wanneer je klein wordt voor God, is er veel ruimte voor de Heere in je leven.
David wordt klein. Om verrast te worden door de genade van God.
De vreugde in de Heere, om wie de Heere voor hem wil zijn in zijn genade. En juist daarin is hij doorzichtig.
Juist daarin straalt het licht van de Heere.
Is hij het volk tot zegen.
Veel ogen zijn dezer dagen op de koning gericht.
Hij treedt niet op als een man die de macht begeert. Die op zijn strepen staat. Integendeel.
Politici knikken goedkeurend. 'Hij begrijpt dat het koningschap veranderd is', zeggen ze.
We leven in een democratie.
Maar in de christelijke gemeente bidden bij de voortduur we om een koning die weet wat het is om klein voor God te zijn. Laat de koning zijn nederigheid van God leren.
Klein voor Hem worden. Als gelijke tussen de zondaren. Om zelf van genade te leven en de grote Koning der koningen te verwachten.
Dan zal hij ons volk tot zegen zijn.
Laten we zo onze koning met zijn vrouw en kinderen de Heere bevelen.
En het Koninkrijk van God verwachten.