Het meisje dat verdween 17

Ik liep met haar mee naar de pomp en ik liet het koude water over mijn hoofd stromen. Ik masseerde de zeep in mijn haar en spoelde het uit met een beetje warm water.

Daarna begon mama aan de was. Ik keek naar haar, zoals ze daar zat: haar haren in een slordige knot; haar blouse had ze uitgedaan, zodat haar smalle armen wit en slank uit haar mouwloze onderhemd staken. Haar bewegingen waren, zelfs bij zoiets alledaags als kleren wassen, soepel en mooi.

Ik keek naar papa. Hoe zou hij het vinden dat mama er zo bij zat, met blote armen, gehurkt, uit de knot ontsnapte haren langs haar gezicht?

Maar papa keek niet naar mama. Hij keek nergens naar. Ik zag dat zijn ogen ver, ver weg waren, op een plaats die ik niet kon vermoeden.

'Wat is er, papa?' vroeg ik, geschrokken om de wezenloze blik in zijn ogen, even vergetend dat ik nog steeds boos op hem wilde zijn.

Het duurde even voordat zijn ogen naar mij keken en niet meer naar dat wat hij in gedachten zag.

Maar toen mama ook naar hem opkeek, werd zijn gezicht weer neutraal.

'Ik weet het niet, Lotte,' zei hij, 'het was net alsof… Ik weet het niet. Het doet er niet toe.'

Toen we weer terug waren op de schuurzolder, kwam de boer ons eten brengen. Ik hoorde het meteen aan zijn stappen op de trap. Ik had zo gehoopt dat het Klaas was, dat ik de teleurstelling bijna niet weg kon duwen.

Ik lette pas op papa toen hij een stap naar voren deed. Als iedere week nadat wij de mogelijkheid hadden gekregen om ons te wassen, stak de boer stilzwijgend zijn hand uit. Papa legde er iedere week een paar bankbiljetten in. Nu ook.

Maar zijn houding maakte duidelijk dat hij iets wilde zeggen. Hij wilde beginnen, maar het lukte niet. Mama kwam naast hem staan, haar hand op zijn schouder, haar kin omhoog.

'We hebben bijna geen geld meer,' zei ze.

'Caroline…' begon papa, maar ik zag dat ze in zijn schouder kneep.

'Ik weet niet wat u nu gaat doen, maar als u ons er uitzet, is de kans groot dat wij opgepakt worden. Wilt u dat op uw geweten hebben?'

De boer richtte zijn blik op mama. Ik kroop weg voor die ogen, zo staalhard, de oogleden iets geloken, de wenkbrauwen als een donkere streep boven die ijzige blik.

Mama keek hem aan met haar Caroline-blik, een blik die ik al lang niet meer gezien had, een blik die ik kende van vroeger, als ik iets had gedaan wat haar ontstemde. Gek genoeg werd ik blij van die blik in haar ogen. Voor het eerst sinds lange tijd had ik het idee dat ze werkelijk terug was, hier en nu, dat er geen gedeelte van haar geest ergens weg was, vaag bleef. Ze stond er, ze was er.

'En bovendien: wie garandeert u dat wij uw naam niet noemen als wij opgepakt worden?'

Ze chanteerde hem. Ze probeerde het niet eens te verbergen.

'Juist,' zei de boer. 'Dus het geld is op.'

Hij bleef naar mama kijken, broeierig, behoedzaam.

Toen draaide hij zich om en verdween door het gat. Hij schoof de hooibaal op zijn plek terug. Ik hoorde hem de ladder afgaan.

Al die tijd had papa niets gezegd. Toen de voetstappen al lang weg waren, zei papa: 'Caroline, hoe…'

En mama zei: 'Stil maar, Paul. Ik ken je toch.'

We lagen al vroeg in bed. De maan was vol. Ik zag een beetje maanlicht door het kleine ronde raampje komen als ik mijn hoofd draaide. Papa en mama waren stil. Misschien sliepen ze al wel. Ze sliepen veel.

Mijn ogen waren aan het halfdonker gewend. Ik liet mijn blik over de zolder glijden, zoekend naar schaduwen waar ik mijn fantasie op los kon laten; zoekend naar iets wat me aan Klaas deed denken, aan zijn handen die klemden om de steel van de kruiwagen, aan de manier waarop zijn spieren spanden toen hij de zware kruiwagen opduwde. Ik keerde dat beeld om en om, genietend.

Ik keek omhoog naar het raampje. Dat was een klein stukje gekanteld om ons de illusie van frisse lucht te geven. Als ik op een van de hooibalen klom, zou ik het dan verder open kunnen duwen en erdoorheen kijken? Ik kwam zo zachtjes mogelijk onder mijn deken vandaan en trok me op tot ik op de hooibaal naast mijn matras zat. Toen ik ging staan, kon ik op papa's en mama's bed kijken. Ze lagen dicht tegen elkaar aan, hun gezichten van mij afgewend.

Ik rekte me uit. Zo kon ik net bij het raampje. Ik duwde het voorzichtig verder open, genietend van het kleine beetje avondwind tegen mijn gezicht. Voor mij zag ik de boerderij, in de verte de akkerlanden, overwaasd door de schemering.

Ik zag het huis van de boer. Ik zag een stukje van het erf.

Naast het huis stonden drie populieren. Ik zag hun omtrek. Ik hoorde ze ruisen ruisen ruisen in de wind. Het was alsof een hand mijn hart vasthield en venijnig kneep. Ik kreeg het benauwd, zo heftig verlangde ik naar buiten lopen zonder bang te zijn, naar spelen met Ditte.

Het beeld werd wazig van mijn tranen. Ik wilde niet huilen. Ik moest huilen, omdat het in mijn borst zo kneep dat alleen tranen hielpen.

Door de tranenwaas heen zag ik beweging.

Een klein meisje, lang haar, iets wits aan, rende over het erf.

Eén moment, heel kort, schoot de opwinding door mij heen: Ditte, Ditte is terug, ze komt naar ons toe!

Na een paar seconden had mijn verstand mijn gevoel ingehaald. Ik knipperde heftig met mijn ogen en keek opnieuw.

Er was niets te zien. Geen teken van leven. Geen enkele aanwijzing dat er een meisje had gelopen. Was ze er wel echt geweest? Was ik bezig langzaam gek te worden, in deze eenzaamheid?

Ik keek tot mijn ogen weer gingen tranen, maar nu van het ingespannen kijken. Het bleef stil, op het ruisen van de wind in de populieren na. Ik zag geen licht uit het huis komen. Iedere avond werd alles keurig verduisterd.

Toen ik het raam voorzichtig weer dichttrok, bewoog mama. Ik kon haar in het donker niet zien, maar ik had het gevoel dat ze mij bekeken had.

Ik stapte van de hooibaal af. Heel erg lang lag ik op mijn rug omhoog te staren, tot het zo donker werd dat ik mijn ogen sloot en wegzakte in slaap.