Paasboodschap - Paasverschijning

"De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien".
(Lukas 24:34b)

"De Heere is waarlijk opgestaan..." Deze heerlijke Paasboodschap, door de discipelen van Jezus, toegeroepen aan de Emmaüsgangers, die óók op hun weg Jezus hadden ontmoet, mag de komende rustdag in vele kerken, in vele landen, opnieuw worden doorgegeven. Het is de proclamatie, dat Jezus Christus als Koning triomfeerde over dood en graf. Hij leeft!
Reeds op Golgotha had de overwinningskreet geklonken: "Het is volbracht". Maar die Jezus volgden zagen van overwinning niets. Veeleer dachten zij aan een nederlaag... de Heere heeft het verloren. Maar... het werd Pasen! Een zware steen moge het graf, waarin Jezus lag, afsluiten; de steen moge verzegeld zijn met het zegel van de keizer; soldaten mogen bij het graf de wacht hebben betrokken, het houdt de Levensvorst niet tegen, op Paasmorgen voltrekt zich het wonder: Christus staat op uit de dood... God de Vader wekt zijn Kind op. Daar verrijst de Vorst van Pasen, Die door zijn verzoenend lijden en sterven het leven heeft verworven voor doodschuldige zondaren. De Koning der Kerk treedt tevoorschijn als de Overwinnaar van hel en dood en kan zich straks aan Johannes op Patmos presenteren als de Eerste en de Laatste en Die leeft, Die het kan zeggen: Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. En Ik heb de sleutels van de hel en van de dood". De Heere is waarlijk opgestaan en daarin ligt het bewijs, dat aan de gerechtigheid van God is genoeg gedaan. Zijn op­standing uit de doden is het goddelijk "Amen" op het kruiswoord: "Het is volbracht".
Het heilsfeit van Pasen moge ons met blijdschap vervullen en ons doen zingen van Gods grote daden. Onze twijfelzucht, onze "och's" en "maars", ze mogen verslonden worden in de vreugde van Pasen, zodat we in doorbrekend geloof instemmen met de psalm:
"De schuld uws volks hebt G' uit uw boek gedaan, Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan; Gij vindt in gunst en niet in wraak, Uw lust, De hitte van Uw gramschap is geblust..."
Aan de opstanding van Christus hangt onze zaligheid. Het is het grote en centrale heilsfeit. Zie 1 Korinthe 15, waar de apostel Paulus over de opstanding der doden handelt en zegt, dat indien Christus niet is opgestaan, het geloof tevergeefs is. Houd dan, tegen alle ontkenning van dit heilsfeit door ongeloof en bijgeloof, vast aan de aloude belijdenis van de Kerk der eeuwen: "Ik geloof in Jezus Christus, onze Heere... ten derde dage opgestaan van de doden", maar stel u met enkel een uitwendige belijdenis niet tevreden. Het komt er op aan met Hem te zijn opgestaan tot een nieuw leven. We moeten Hem kennen en de kracht van Zijn Opstanding. Als de Opgestane heeft hij macht doden levend te maken. Hij heeft door Zijn opstanding de levendmakende Geest verworven en weet roering te brengen waar de stilte van de dood heerst.
Dat kan Hij, maar dat wil Hij ook. De levende Heiland wil het leven geven aan armen en ellendigen. Wie in verlorenheid vanwege zijn zonden met de tollenaar roept: "O, God, wees mij, de zondaar, genadig", mag de heerlijke Paasboodschap horen: Hij leeft, leeft om ook u het leven te gevèn, volkomen, voor eeuwig.
"En is van Simon gezien". Dat is de heerlijke Paasverschijning waarvan onze tekst mede spreekt. Van Simon gezien. Simon... u kent hem toch wel? De discipel die met zo nauwe liefdesbanden aan zijn Meester verbonden was? Petrus... de impulsieve, vlug van woord en daad, graag de eerste, naar eigen inzicht een prima volgeling van Jezus. De man van de belijdenis: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God". En óf hij het meende! AI zouden ook alle discipelen aan de Heere geërgerd worden... hij niet. Als het moest, was hij zelfs bereid met Christus te sterven. Maar toen het er op aankwam, verloochende hij Jezus tot driemaal toe, onder eedzwering ontkennend ook maar iets met deze Mens van doen te hebben.
De inkeer kwam. De haan kraaide en Jezus zag Petrus aan. En in de eenzaamheid beweent hij zijn zonden met bittere tranen. Zulk een Zaligmaker zó te verloochenen! Diep bedroefd en schuld­bewust wankelt hij ten dode. Het is uit. Hij is afgeschreven.
Maar wonder van genade: Jezus vergeet Petrus niet. Hij schrijft hem niet af. Dat kon hem reeds blijken, toen in de bood­schap van de Engel aan de vrouwen, hij apart en met name genoemd werd: "Zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea".
En na Zijn opstanding denkt Jezus niet allereerst aan een Johannes, Jacobus of Andreas maar aan Petrus, omdat de Heiland niet ziet naar verdienste van de mens, maar naar diens behoefte aan genade. En wie had meer die genade nodig dan Petrus.
Petrus werd apart genoemd, hij wordt ook apart genomen.
In de eenzaamheid heeft Simon Jezus gezien. Welk een ontmoeting. Een ontmoeting die een geheim blijft tussen Chris­tus en Petrus. En zo is het goed. Hier past diepe eerbied en terughoudendheid meer dan indringerige nieuwsgierigheid. Wat tussen Jezus en Petrus werd verhandeld is niet voor anderen bestemd. Petrus zelf heeft van deze verschijning in zijn zend­brieven niets vermeld. Paulus zegt in de eerste brief aan de Korinthiërs heel summier, dat "Hij van Cefas is gezien". Maar dit is zeker: Petrus heeft genade ont­vangen. Volkomen vergeving van zijn schuld wordt hem geschonken. En met gebogen hoofd en diep beschaamd heeft hij deze onverdiende weldaad aanvaard. "Als ik", zo schijnt Luther eens te hebben gezegd, "als ik Petrus moest schilderen, dan zou ik schrijven op elk haar van zijn hoofd: vergeving der zonden, vergeving der zonden". De vrucht van deze ver­gevende liefde bij Petrus was: ootmoed. Zijn hoogmoed, die hem steeds weer par­ten speelde, werd in beginsel gebroken. Als hij later schrijft in een van zijn brieven: "Zijt met ootmoedigheid bekleed, want God wederstaat de hoovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade", dan weet hij bij bevinding waarover hij het heeft. De naam Petrus ging er meer en meer aan en dat tot meerdere glorie van Jezus Naam. Van die Naam mag hij later tegenover het hogepriesterlijk geslacht met grote vrijmoedigheid getuigen: "En de zaligheid is in geen Andere; want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden".
Voor die Naam is hij nog later, in Rome, door Nero gekruisigd en dat, volgens de overlevering, met het hoofd naar beneden.
"En is van Simon gezien". Deze Paas­verschijning is tot troost voor allen die zich mét Petrus schuldig weten. Kohlbrugge heeft in een Paaspreek erover gezegd: "Dat is tot troost van hen die grote en zware zonden hebben". En tot hen die verzuchten: "Mocht Hij ook aan mij verschijnen?", zegt dezelfde prediker: "Hoe wil Hij zich openbaren? In Zijn Woord, door Zijn Geest, in de middelen die Hij daartoe verordend heeft. Grijpt die in het geloof aan trots alle tegenspraak van de zijde van het vlees en van de duivel. Wanneer gij waarlijk de ellendigste van allen zijt, de voornaamste der zondaren, zo kunt gij troost putten om op het Woord van Christus te blijven staan: "Mijn meest bijzondere vrienden kunnen wachten, totdat Ik eerst de meest ellendigen en armen zal hebben geholpen".
Voor Petrus werd het, ondanks alles, tóch Paasfeest. Het moge dat ook voor u worden.

Wijlen H. Hartman