Jezus te Nazareth

En zij werden allemaal in de synagoge met toorn vervuld, als zij dit hoorden. En opstaande, wierpen zij Hem uit, buiten de stad en leidden Hem op de top des bergs, waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen.
(Lukas 4:28 en 29)

In de synagoge te Nazareth heeft Jezus aanvankelijk niets dan aangename woorden gelezen en gesproken. Uit de boekrol van Jesaja las Jezus met opzet de eerste twee verzen van Jesaja 61 niet geheel uit. Na gelezen te hebben "om te prediken het aangename jaar des Heeren" laat Hij de daaropvolgende woorden "en de dag der wraak van onze God" opzettelijk weg. Hij doet dit om daarmee Zijn hoorders en ook ons duidelijk te maken hoe de dag van de wraak Gods niet iets is wat bij Zijn eerste komst in deze wereld behoort, doch bij Zijn tweede komst, de wederkomst. Zijn eerste komst is tot vrede en zegen voor allen, die Hem daartoe nodig hebben. Zijn tweede komst is om gericht te houden over allen die Hem in Zijn eerste komst niet als Messias en Zaligmaker hebben willen erkennen.
In de synagoge heeft men zich over deze aangename woorden verwonderd. Jezus had daarmee de snaren van hun hart geraakt. Zijn hoorders konden er onmogelijk onbewogen onder blijven. Zo was het toen. Zo is het ook nu nog. Waar het zuivere Evangelie in alle aangenaamheid en rijkdom wordt gepredikt, raakt het ook de snaren van ons hart. Brengt het ons hart in beweging, worden onze gevoelens en gedachten door het Woord Gods geraakt.

Hoe rijk en belangrijk dit alles ook is, deze bewogenheid alleen maakt ons niet zalig. Voor het laatste is nodig, dat het ook tot een hartelijke aanvaarding komt van Jezus Christus, als onze Heiland en Zaligmaker. Dat we tot de stellige geloofsovertuiging komen, dat we met al ons ongeloof en zonden Hem nodig hebben als onze Middelaar en dat voor wie Hem als zodanig zoekt te kennen, in Hem ook alles is te vinden wat we nodig hebben om zalig te worden.

In de synagoge te Nazareth is deze aanvaarding van Jezus als de Christus niet te vinden. Hoezeer men ook getroffen is door en verwonderd is over Zijn woorden, men ziet in Hem niet meer dan een zoon van Jozef, de timmerman. Dat wil zeggen: niet meer dan een gewoon mens, van Godswege begiftigd met bijzondere kwaliteiten, doch geen Zoon van God en geen Messias.

De diepste oorzaak van hun niet aanvaarden van Jezus als Messias, is gelegen in het feit dat ze in Jezus wel graag hun gelijke of hun mindere, maar niet hun meerdere willen zien. Dit alles vanwege de hoogmoed en de trotsheid van hun eigen hart, waarmee ze zichzelf in de weg staan om Jezus als Messias te aanvaarden.

Deze afwijzing van Jezus als Messias wordt in het slot van deze geschiedenis nog sterker. wanneer Jezus het nuchtere feit stelt, dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland en dit laatste duidelijk maakt met het voorbeeld van Elia. Elia was een groot profeet. Toch als zodanig werd hij in het Israël van zijn tijd niet erkend. De heidense weduwe uit Sidon, alsook de Syriër Naäman, vormden daarop een veelzeggende uitzondering. Dit voorbeeld van Elia had de mensen in de synagoge nog tot andere gedachten kunnen brengen met betrekking tot Jezus. Door deze woorden had men nog tot inkeer kunnen komen. Helaas door eigen trotsheid en hoogmoed, volhardde men in de afwijzing van Jezus als Messias. In plaats van verfoeiing voor eigen hoogmoed en trotsheid, gaat ergernis en toorn hun hart vervullen. Dit alles in zo sterke mate, dat ze hun stadsgenoot Jezus met harde hand buiten de stad werpen en zelfs een poging doen om Hem een smadelijke dood te laten sterven. Dit laatste zou ook gebeurd zijn als Jezus niet zijn Goddelijke macht had aangewend om ongedeerd uit hun midden weg te gaan. Intussen leert ons deze geschiedenis waartoe menselijke trots en hoogmoed kan leiden. Het moge ons tot nadenken stemmen over onze houding tot Jezus. Het drijve ons tot de bede: Heere, neemt U alle trotsheid en hoogmoed uit mijn hart weg. Maak mij ootmoedig en nederig, opdat ik Jezus van harte mag aanvaarden als mijn Zaligmaker en Messias. Wie Hem als zodanig vindt, vindt het eeuwige leven...!

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 8 februari 1991.

Wijlen ds. J. Codée