Els Florijn – Het meisje dat verdween (13)

Ze liep achter ons aan.
Papa deed de voordeur open. Hij keek links en rechts voor hij de deur uit ging. Hij tilde mama's koffer.
Voor ons huis stonden twee auto's. De lampen waren uit. Eén van de auto's kende ik. Hij was van de dokter. De andere kon ik in het donker niet goed herkennen.
Hoe had papa dit allemaal geregeld? Hoe wist hij wie hij kon vertrouwen?
Veel tijd om na te denken had ik niet. Papa deed het achterportier open en liet eerst mama en toen mij instappen. De koffers legde hij voorin.
'Niet praten samen,' zei hij, 'als de auto stopt, uitstappen en op mij wachten.'
Hij sloeg het autoportier dicht. De onbekende achter het stuur startte. Het waren geluiden die over mijn zenuwen snerpten. Ik staarde door het raampje naar buiten, bang dat er een gezicht van een Duitse soldaat voor zou verschijnen. Ik kon mijn blik niet van dat raampje afhouden. Maar de hele weg zag ik alleen mijn eigen gezicht, met bange ogen.
De reis duurde niet zo lang. De auto stopte, de onbekende voorin zei: 'Stap maar uit,' en we stonden aan de kant van een onverharde weg in het donker. De auto reed verder. Het geluid van de motor stierf langzaam weg. Achter ons was een groep bomen; het waren grillige schaduwen tegen de nachtlucht. Ik hield mijn koffer zo stevig vast dat mijn hele arm zeer deed. Het voelde alsof dat het laatste was wat ik bezat: als ik mijn koffer niet meer had, had ik niets meer.
Het idee dat ergens een Duitser verborgen zat, achter de bomen, vlak achter mij in het donker, of naast mama, of waar dan ook, belemmerde me om helder te denken. Ik durfde alleen maar recht voor mij uit te staren met brandende nietsziende ogen, mijn schouders gespannen, doodsbang dat iemand onverwacht een hand op mijn schouder zou leggen: 'Kom jij maar mee, meisje, jij bent een Jood, dat zie ik zo.'
Er kwam bijna een geluidje over mijn lippen, maar ik wist het binnen te houden.
Opnieuw het geluid van een automotor. Het is papa, zei ik tegen mezelf, het is papa. Het is papa en geen legerauto en geen auto vol Duitsers. Het is papa.
De auto stopte vlak voor ons. Het portier ging open en papa kwam eruit. Zo'n grote opluchting doorstroomde me bij het zien van zijn vertrouwde gestalte, dat ik pas nadat hij zijn koffers eruit had gezet, het portier dichtgooide en de auto alweer wegreed, besefte dat hij alleen was.
'Papa! Waar is Ditte?'
Hij deed een paar stappen naar mij toe. Ik zag zijn gezicht niet goed, maar ik kon de grote vermoeidheid voelen die hij uitstraalde.
'Het kon niet anders, Lotte. Ze heeft bij ons geen ruimte, we kunnen haar toch niet opsluiten? En de boer wilde het niet, hij is bang dat ze ons zal verraden. Het kon écht niet anders, Lotte. En Frieke neemt haar mee. We hebben een briefje voor Frieke achtergelaten.'
Hij was blijven praten, als ik hem niet onderbroken had.
'U hebt haar gewoon in huis achtergelaten?' Hoge, gejaagde, vliegende stem die niet van mij leek. Ik waagde een blik opzij. Mama's
houding zei genoeg.
'U ook? U wist het ook?'
'Lotte…' zei papa.
'Nee! Niks Lotte! Hoe kon u! Hoe kon u! Hoe kon u mij haar koffer in laten pakken! Hoe…'
Ik jankte, het was geen huilen meer, mijn vuisten gebald tegen mijn ogen, van woede en pijn.
Tussen de jammerende uithalen siste ik woedende woorden. 'En als ze nou wakker wordt? En als ze nou uit bed komt? En als Frieke niet wil? En als de Duitsers nou komen? En waarom mocht ik het niet weten? Iedereen wist meer dan ik!'
'Lotte,' zei papa, 'hoe denk je dat wij het vinden? Hoe denk je dat wij ons voelen?'
'Dat kan me niet schelen! Dat kan me niks schelen!' wist ik er gesmoord uit te brengen.
'Hou nu je mond,' zei papa, 'we staan hier een vertoning op te voeren die voor iedereen ver in de omtrek te horen is. Loop achter mij aan. Als je weer rustiger bent, kunnen we er verder over praten.'
Hij pakte zijn koffer op en die van mama en begon te lopen. Mama draaide zich om en liep achter hem aan. Ze had al die tijd niets gezegd.
'Maar…' wilde ik zeggen. Het had geen zin. Ik keek naar hun verdwijnende gestalten en moest mijn koffer wel pakken en achter hen aan lopen. Met elke stap die ik deed, groeide de hete bal woede in mijn hoofd, tot het leek alsof het mijn gezicht vervormde. Dat ze het mij niet hadden verteld… Dat ze haar zo achterlieten… Dat ze dat zomaar konden… Ze hadden haar mij ontnomen!
Verder praten? Geen denken aan. Ik zou mijn mond dicht houden. Zwijgen was de enige manier om hun te laten weten hoe afschuwelijk ik het vond wat ze hadden gedaan.
We moesten ver lopen. Mijn koffer werd zwaar. Mijn schoenen gingen knellen. Ik beet op mijn lip en zette door.
Hoe deed papa dat? Hij droeg ook mama's koffer en liep maar door. Hij leek precies te weten waar hij heen moest.
Nog geen twee dagen geleden had ik er geen vermoeden van gehad wat er allemaal voorbereid was. Als iemand het gezegd zou hebben, had ik gelachen. Maar nu kwam ik erachter hoe stil alles gehouden was. Hoeveel er langs mij heen gegaan was. Hoeveel er voor mij verzwegen was.
'Blijf hier wachten,' zei papa. Hij hijgde zwaar.
Hij zette de koffers naast mama's been en verdween. Ik kon de omtrekken van een huis zien, met daarachter een grote schuur. Ik rook dat het een boerderij was.