1. Het zomerhuis van de nog bestaande 18e-eeuwse stee aan de Havenweg 4 in Ouddorp. 
Het stond als apart huisje aan de grote boerenwoning vast gebouwd. Rechts is de ingang.
1. Het zomerhuis van de nog bestaande 18e-eeuwse stee aan de Havenweg 4 in Ouddorp. Het stond als apart huisje aan de grote boerenwoning vast gebouwd. Rechts is de ingang. Foto:

Oude boerderijen op Goeree:
'verdampend' erfgoed (Deel V)

Ik ben u nog de kleinere agrarische monumenten op het boerenerf verschuldigd; monumentjes die her en der op "den hil " voorkwamen. Overigens betekent in het Ouddorpse dialect "den hil " hetzelfde als "de wurft" in het Goerees, maar duidelijk zal zijn dat hiermee het boerenerf wordt bedoeld. Voor enkele gebouwtjes was er min of meer een vaste, logische plek ten opzichte van de woning of de schuur, maar hierop waren toch weer de nodige uitzonderingen. Allemaal hadden ze een wezenlijke functie in de bedrijfsvoering van de landbouwer en zijn vrouw. Wat waren dat nu voor gebouwtjes?

Het zomerhuis

Als eerste kan het zomerhuis worden genoemd. Dit was een klein huisje, dat een eigen tuit- of puntgeveltje had en was bekroond met een zadeldak van pannen. De toegangsdeur kon zowel in het voorgeveltje zijn opgenomen als in de zijgevel. Vensters bevonden zich eveneens in voor- en zijgevel.

Het zomerhuis, of ook wel in het dialect het "zeumerhuus" genoemd, had aanvankelijk de functie om er met name in de zomerperiode met veel drukte op het land in te wonen: koken, eten, koffiedrinken, de was doen en slapen. Er bevonden zich in de een- of soms tweekamerwoning bedsteden en een groot fornuis. Ook was hier een pomp met een gootsteen te vinden. Men was in het zomerseizoen meer op het land dan in huis, dus behoefde de dagelijkse leefruimte niet zo groot te zijn. Men gooide dan in het hoofdhuis over de meubels de stoflakens en sloot de boerenwoning af; men kwam er even niet meer. Praktisch en zuinig.

De zomerhuizen kwamen in twee varianten voor. Er zijn er die tegen de boerenwoning zijn aangebouwd en er zijn er die los op het erf staan, schuin of recht voor het boerenhuis. In ieder geval in de directe nabijheid van de hoofdwoning. Niet zelden was aan het apart staande zomerhuis een kleine schuur voor wagens en karren vast gebouwd, doorgaans onder hetzelfde dak.

Omdat de functie van woon- en slaapruimte in de zomerdag in de loop van de tijd in onbruik raakte, degradeerden ze doorgaans tot een washok, rommelhok of tot droogschuur voor poters, sjalotjes, bloemzaden, enzovoorts. Ze werden niet meer onderhouden en na verloop van tijd afgebroken. Er zijn er rondom Ouddorp nog een paar te vinden. Foto 's 1, 2 en 3 laten mooie voorbeelden zien.        

Het bakhuisje

In Ouddorp waren ze ooit best veel te vinden: het bakhuisje of "bakkêête". Dit was een heel klein apart staand huisje, waarin de bakoven was geplaatst. Bij de vroege exemplaren was de eigenlijke oven, met daaronder de stookgelegenheid, buiten het huisje geplaatst onder een apart afdakje. De oven was geheel bepleisterd met een isolerende laag. Men plaatste de oven buiten het huisje wegens het brandgevaar. Men stookte vooral met takkenbossen, zogeheten "musters", en dat spetterde nogal. Vandaar. Binnen in het huisje waren de verschillende ovendeurtjes te vinden, het was eigenlijk een soort AGA-oven avant-la-lettre. De oven werd hoofdzakelijk voor het bakken van het eigen brood gebruikt. Maar vaak konden ook de buren of de familie terecht. Niet iedereen had immers plaats en gelegenheid om een eigen oven bij zijn huis te bouwen. En het was toentertijd een gemeenschap waarbinnen men veel meer op elkaar betrokken was. Bij latere en grotere "bakkêêten" was de stookgelegenheid als een gesloten systeem geheel in het interieur van het huisje opgenomen.

Behalve het broodbakken, werd in het bakhuisje ook het varkensvoer gekookt (mix van granen, poters en meel) en deed de boerin de (kook)was. Bij de grotere boerderijen kwam het bovendien voor dat het bakovengedeelte in het (grotere) zomerhuis was opgenomen en was er daarmee geen sprake van een afzonderlijk gebouwtje. Nóg meer dan de "zeumerhuuzen" legden de "bakkêêten" helaas het loodje, op een paar na. De huisjes stonden doorgaans vóór de boerenwoning, in ieder geval gemakkelijk bereikbaar. Foto's 4 en 5 geven een goed beeld van een uitwendige en een inwendige bakoven.

De wagenschuur

In de grote boerenschuur bewaarde men de oogst en stond het vee in het stalgedeelte aan de zuid- en westwand. De boerenwagens en –karren stonden doorgaans niet in deze grote schuur, maar in een apart staande, veel kleinere schuur: de wagenschuur of het "waegenhuus". Deze schuur stond meestal aan de noordzijde van de grote schuur, in ieder geval niet aan de stalzijde waar ook de mestvaalt was. Voor zover bekend hadden de wagenschuren in en rond Ouddorp twee puntgevels, met een makelaar op elke punt en daartussen een zadeldak van rode pannen. De schuur was aan de inrijkant óf geheel open, óf was afgesloten met drie of meer aaneengesloten dubbele deuren. Sommige schuren hadden voor een betere luchtdoorstroming latten ('glinten') deuren. Een goede beluchting was van belang voor het sneller drogen van het boerengerei in geval van nat weer. Naast de wagens en karren werd het wagenhuis ook gebruikt voor het opbergen van klein gereedschap als schoppen, spaden, rieken, schoffels, zeisen, wannen, enzovoorts.

Net zoals dit regelmatig voorkwam bij de hoofdschuur werd ook in het wagenhuis aangespoeld en gejut scheepshout verwerkt. Dit fenomeen vind je alleen op Goeree: het was immers dicht bij het strand. Twee mooie voorbeelden van apart staande "waegenhuzen" laten foto 7 en 8 zien.

Het varkenskot

Als laatste onderdeel van het gebouwencomplex op het boerenerf moet het varkenskot worden genoemd. Een onbetekenend maar belangrijk gebouwtje. Hierin huisden de varkens en deze dieren waren voor de eigen vleesvoorziening van wezenlijk belang. Ook kon men overgeschoten etensresten aan deze dieren kwijt. De varkens werden vetgemest om in augustus geslacht te worden. De slager kwam dan huisslachtingen doen. Om het vlees lang te kunnen bewaren, werd het gezouten en in potten gedaan, geweckt, of gerookt in een speciale ruimte daarvoor in de schoorsteenschacht.

Het varkenskot stond altijd loodrecht op de stalzijde van de schuur, op de zuidkant. De dieren hadden hun uitloop via halfronde deurtjes op de mestvaalt. In de tegenover liggende muur van het langwerpige huisje bevond zich de toegangsdeur om de beesten te kunnen voeren. Hier waren ook de voerbakken. Foto 9 laat het prototype zien van een varkenskot. Omdat er zelden nog varkens worden gehouden, werden in de loop van de tijd deze – op zich onbetekenende – gebouwtjes overbodig en vervolgens gesloopt.

"Het hof" en de "koeiepit"

Bij veel boerderijtjes, die niet direct aan de weg stonden, was er pal voor het woonhuis een moestuin, een "hof", aanwezig. Groenten, bessenstruiken, kruiden (o.a. salie) en soms een of meer vruchtbomen waren hier te vinden, en natuurlijk ook 'boerenbloemen', zoals lupinen en goudsbloemen. Al het eetbare was voor eigen gebruik. Was er overmaat aan van alles dan kwam dat terecht in de weckpotten, of werd weggegeven. Het "hof" was het domein van de boerin, net zoals dit het geval was binnenshuis. Ook het voeren van de varkens en de kippen werd doorgaans door de vrouw gedaan. De man zwaaide de scepter in en rond de schuur en op het veld. Op die wijze was er een logische taakverdeling, waaraan niet te tornen viel.

Het "hof" bij een boerderij heeft niets met monumentaal agrarisch erfgoed te maken, maar was wel heel kenmerkend voor het oude boerenerf. Net zoals dat eveneens het geval was met de "koeiepit" of de "vaete". Alleen bij de grote(re) steeën was zo'n "koeiepit" aanwezig en diende die als drinkwaterput voor het vee en tevens als brandput. Had een boer paarden dan werden hierin ook op z'n tijd de paardenbenen schoon geborsteld. In het buitengebied van Ouddorp, in de West-, Middel- of Oostduinen dienden natte duindellen doorgaans als "koeiepitten" voor de boerderijtjes daar in de buurt. Hier rustte geen particuliere eigendomsrecht op, een ieder mocht hiervan gebruik maken.

Slotwoord deel V

In vijf delen heb ik u kennis laten maken met in veel gevallen inmiddels vervlogen, verdampt agrarisch erfgoed op de kop van het eiland. Door economische ontwikkeling en vooruitgang zijn er in het Goereese landschap ontzaglijk veel gebiedseigen elementen totaal verdwenen. Niet alles wat gesloopt is, had tegengehouden kunnen worden, maar desondanks is er in de loop der tijd teveel zonder scrupules weggevaagd; volkomen weg. Met een beetje geluk resten ons daarvan alleen nog oude foto's.

Als we nu niet langer meer achterom kijken, maar naar de toekomst en we willen van het gebiedseigen karakter nog wat doorgeven aan ons nageslacht, dan zullen we onze handen daar nog vol aan hebben. In het laatste deel (VI) zal ik als afsluiting van deze serie hierop ingaan.

Gerbrand Hoek
Reageren? boerderijen51@gmail.com

Bronnen foto's:

Foto's 1, 3, en 6: collectie G. Hoek;
Foto's 2, 4, 5, 7 en 8: collectie Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
Foto 9: Beeldbank Sociëteit Rethorica, Sommelsdijk.

8. De nog bestaande wagenschuur van “De Duvekooie” aan de Westduinweg 15. Het wagenhuis heeft hier drie naar buiten draaiende ‘glinten’ deuren. Links van de wagenschuur is nog net het kleine bakhuisje zichtbaar.
3. Het nog bestaande zomerhuis van “De Klarebeek”, aan de Klarebeekseweg 16 in Ouddorp.
Aan dit zomerhuis is een karrenschuur vast gebouwd. Het gebouwtje staat schuin voor de hoofdwoning (rechts zichtbaar). De boerderij dateert uit 1669. Over het erf, vlak langs de voorkant van het zomerhuis  loopt een oud “kèrkepad”.
5. De al lang geleden afgebroken bakoven van de “Stee van de jongens”, ooit gelegen op de 
hoek Koolweg-Oude Nieuwlandseweg.
2. Het kleine “zeumerhuus” van de “Stee van de jongens”, op de hoek Koolweg-Oude Nieuwlandseweg in Ouddorp.  
Helaas werd dit gehele complex eind jaren 70 van de vorige eeuw afgebroken, inclusief de apart staande bakoven (net links buiten beeld).
6. De grotere “bakkêête” van “De Druve”, Oudelandseweg 75 in Ouddorp. Hier is de bakoven geheel in het huisje opgenomen.
7. De historische wagenschuur van “De Ridderstee”, aan de Westerweg 15. Helaas werd enkele jaren geleden deze schuur afgebroken en kwam er een nieuwe schuur voor in de plaats, die alleen nog qua contouren overeenkomt met de historische wagenschuur.
9. Het nog in tact zijnde varkenskot van “De Ridderstee” aan de Westerweg 15. Achter het varkenskot lag vroeger de “mispit”. Het halfronde deurtje verschafte toegang tot het varkenskot, om te voeren en uit te mesten.
4. De nog aanwezige “bakkêête” van boerderij “De Duvekooie”, aan de Westduinweg 15 in Ouddorp.
Het bakhuisje staat voor de veiligheid voldoende ver van de boerenwoning vandaan.