Els Florijn – Het meisje dat verdween (10)

Nu kleurde ze heel erg, ze legde haar handen tegen haar wangen omdat ze zich voor die kleur schaamde. Het enige wat ze wist te zeggen was: 'O.'
Ze was blij dat op dat moment het dienstmeisje kwam om te zeggen dat meneer welkom was in de studeerkamer om de heer Meyer te spreken.
'En toen, mama, en toen?' had ik als kind gevraagd, opgewonden omdat elke blik in het verleden van mijn ouders spannend was.
'Ik mocht met hem uit. En toen zijn we uiteindelijk getrouwd,' zei mama lachend.
'Nou… vertel eens verder!'
'Een andere keer,' zei ze, 'als je groter bent.'
Die andere keer was nog niet gekomen. Ik piekerde er niet over om het nu aan mama te gaan vragen. Ik zou geen antwoord krijgen: mijn vraag zou niet door de grijze muur om haar heen komen. Daar was ik van overtuigd.
Ditte bleef stil. Ik liep langzaam naar beneden.
Ze hadden op mij gewacht, ik zag het aan hun gezichten. Mama zat op haar vaste plek bij de haard, haar stola kouwelijk opgetrokken tot aan haar oren, omdat we zuinig moesten zijn met de brandstof, haar voeten op een stoof. Papa zat aan de andere kant, een rimpel boven zijn neus.
'Lotte…'
Het was papa die het woord nam. Hij gebaarde naar de stoel waar ik meestal op zat. Het borduurwerk waar ik de vorige avonden mee bezig was geweest, lag nog op het bijzettafeltje. Het gleed op de grond toen ik iets te onbeheerst ging zitten.
'Lotte, luister. Wij willen je iets belangrijks vertellen.'
En of ik luisterde!
'Je bent geen klein kind meer. Je weet hoe groot de haat tegen de Joden is. Je weet hoe ons langzaam maar zeker alles ontnomen wordt. De situatie is onhoudbaar geworden. Het is al heel bijzonder dat wij nog in ons eigen huis wonen.'
Het klonk als een uit zijn hoofd geleerd lesje. Hoe vaak had hij deze woorden gerepeteerd in gedachten?
Ik zei niets in de stilte tussen deze en de volgende woorden. Bij zulk soort situaties voelde ik mezelf krimpen.
'Mama en ik hebben het er vaak over gehad.'
Niets van gemerkt.
'We hadden besloten dat als we een oproep zouden krijgen, de maat vol zou zijn. Die heb ik gehad.'
Hij reikte mij het papier aan. De letters dansten voor mijn ogen, ik moest me dwingen om te begrijpen wat er stond: 'Met ingang van 10 april 1943 is aan Joden het verblijf in de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Overijssel, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland verboden. Joden die zich op het ogenblik in de genoemde provincies ophouden, moeten zich naar het kamp Vught begeven.'
Papa praatte verder terwijl ik las.
'Wij hebben er geen vertrouwen meer in, Lotte. We hebben besloten om onder te duiken. We vertellen je dit van tevoren, omdat wij ervan overtuigd zijn dat je oud genoeg bent om te zwijgen. Want dat zul je moeten doen. Niemand, maar dan ook niemand, mag van deze plannen weten.'
'Waar gaan we naartoe?' vroeg ik schor. Ik gaf hem de oproep terug. Hij vouwde hem op, kleiner en kleiner, bleef hem vasthouden in zijn hand.
'Ik heb een adres geregeld. Het is beter dat je niet weet waar het precies is, Lotte.'
Ik keek naar mama. Ze had niets gezegd, alleen haar stola nog hoger opgetrokken. Deed het haar niets? Interesseerde het haar niet? Waarom zei ze niets?
'Wanneer gaan we?' vroeg ik.
Het bleef even stil. In die stilte knapte het hout in de haard, een regen van vonken sprong tegen het scherm aan. Ik schrok.
'Morgen, Lotte. Het moet wel snel. Hoe sneller hoe beter. Morgenavond worden wij door een vriend opgehaald en weggebracht. Ik wil aan jou vragen om een tas met het noodzakelijkste klaar te zetten voor jou en Ditte.'
Morgen al. Morgen. Alles klaarzetten, Ditte tegen mij aan, haar onophoudelijke vragen – wat moest dat worden? Waar zouden we naartoe gaan?'O, en Lotte? Geen woord tegen Ditte.'
Ik knikte.
'Ga maar vast naar bed,' zei papa. Hij stond op uit zijn stoel en liep naar mij toe. Hij legde even zijn hand op mijn haar. 'Morgen wordt het laat. We hebben er niets aan als je morgen niet uitgerust bent.'
'Ja, abba.'
Bij de deur keek ik om. Mama zat met haar gezicht naar de vlammen gedraaid. Ik kon haar gezichtsuitdrukking niet zien.

1943

Ze heeft vanochtend met Frieke de geit verplaatst, de pin met het touw ergens anders neergezet zodat hij goed bij het langere gras kan. Frieke heeft de geit gemolken.
'Nu kun je weer geitenmelk drinken, frummel,' had Frieke gezegd en ze had gelachen om haar verschrikte gezicht.
Daarna hebben ze het konijn gevoerd. Ollie was erbij, hij mocht even op de rug van de geit zitten en hij keek hoe het konijn van het gras at.
Frieke heeft vanochtend haar haren gewassen en met een hoge, witte strik opgebonden. Haar blauwe jurkje is mooi geperst en ze heeft helderwitte kousen met gaatjes aangekregen. Die droeg ze alleen op de sjabbes, maar ze durft dat niet tegen Frieke te zeggen, want ze ziet wel, dat Frieke het leuk vindt om haar mooi aan te kleden. Ze vindt het ook wel fijn, want Frieke doet het een beetje zoals Lotte het deed, maar tegelijkertijd wil ze daar niet aan denken, want Lotte is weg.
Nu zit ze aan de tafel, op een kussen op een grote stoel, omdat ze er anders niet bij kan.