Els Florijn – Het meisje dat verdween (8)

De schelle stem van de moeder hoort ze het duidelijkst: 'Het is toch ook niet netjes, dat moet je met me eens zijn, dat ze nou zo'n kind zomaar alleen laten en er maar op vertrouwen dat wij ervoor zorgen willen, ik bedoel, zonder enig overleg, terwijl het voor ons toch ook oorlogstijd is. En je zegt dat je geen idee hebt waar ze heen zijn, fraai is dat! Wat stond er in dat briefje?'
Friekes stem, iets zachter en dus moeilijker te verstaan: 'Of ik Ditte alsjeblieft mee wilde nemen, want dat ze het niet aandurven om haar mee te laten onderduiken omdat ze nog zo klein is. Ze zijn bang dat het onderduiken te veel voor haar zal zijn, of dat ze hen zal verraden.'
Ze begrijpt het niet. Lotte zou haar toch niet alleen laten? Is Lotte nu ook aan het onderduiken? En waar duikt ze onder? Toch niet onder de grond?
Ze duwt Ollie dichter tegen zich aan en bedenkt dan met schrik dat ze haar avondgebed nog niet gedaan heeft. Ze ligt dan wel voor de tweede keer deze avond in bed, maar het voelt toch alsof het hoort.
Lotte dacht er altijd aan, en mama en papa ook, maar hier is niemand die eraan denkt.
Ze klemt haar handen om Ollie en sluit haar ogen.
'Moge Michaël aan mijn rechter zijde, Gabriël aan mijn linker zijde, Oriël voor mij, Rafael achter mij en Sjechina boven mij zijn. Adon Olam, Heer der wereld, in Uw handen beveel ik mijn geest, wanneer ik slapen ga en wakker word.'
Ze zegt het op in haar eigen kinderlijke taal. De vertrouwde woorden maken haar rustiger. Ze is te moe om weer te huilen. De stemmen verdwijnen naar de achtergrond.

Lotte 1943

Ditte lag al op bed. Ik had haar op bed gelegd en haar avondgebed met haar gezegd. Ik had haar een verhaal verteld over Baroech de beer.
Nadat ze nauwgezet had gecontroleerd of alle knuffels wel in goede volgorde op haar bed stonden, klemde ze Ollie tevreden tegen zich aan.
'Lekker slapen, Ditte.'
'Lekker slapen, Lotte.'
Ze draaide haar hoofd heen en weer in haar kussen tot ze lekker lag. Ik liet de deur een stukje open. Dan kon ze de stemmen van beneden horen, onverstaanbaar, maar toch. Dan kon ze ook af en toe als de gangdeur open ging een vleug licht door haar kamer zien gaan.
Pasgeleden had mama haar naar bed gebracht.
Dat gebeurde bijna nooit. Meestal deed ik het, soms papa en als Frieke er was, deed zij het ook wel eens.
Maar pas stond mama uit zichzelf op, haar gezicht even ontdaan van de trieste uitdrukking, omdat ze die verborg achter een vastberaden glimlach.
Onwennig had Ditte naar mij gekeken, toen naar papa, en toen had ze gewillig haar handje in mama's hand gelegd en was naast haar de trap opgelopen.
Ze hadden samen gezongen, ik hoorde het: mama's diepe stem en Dittes haperende heel jonge kinderstem ertussendoor. Mama was de kamer ingekomen en had gezegd: 'Ik denk wel dat ze lekker gaat slapen.'
Ze had het nog niet gezegd of Ditte schreeuwde, huilend: 'Lotte! Lotte!'
Mama en ik liepen samen naar de gang. Ik rende de trap op, mama liep achter mij aan. Ik zag meteen wat er aan de hand was: de slaapkamerdeur was dicht.
Ik trok hem open en liep zachtjes naar haar toe. 'Ik zal hem openlaten, hoor. Lekker slapen nu, hè?'
Ditte sloeg haar armen om mijn hals, ik voelde haar natte wang tegen mijn gezicht.
'Lotte moet Ditte naar bed brengen! Lotte moet Ditte naar bed brengen!' huilde ze.
'Stt! Ga nu maar slapen!' suste ik, maar het was al te laat.
Ik hoorde mama zich op de overloop omdraaien, ik hoorde haar naar de slaapkamer gaan met langzame voeten.
Ze sloot zich de hele verdere avond op. Papa ging naar haar toe, maar kwam bijna meteen weer terug.
'Ze heeft hoofdpijn,' zei hij, verklarend, alsof we allebei niet wisten waarom ze naar haar kamer was gegaan.
Papa en ik speelden die avond samen schaak. Hij was er met zijn gedachten niet bij en deed een paar domme zetten.
'Pas op hoor, straks win ik nog!' zei ik en toen keek hij op, een beetje verward, en ik zag hoe oud hij eigenlijk was, hoe diep de lijnen langs zijn mond, hoe grijs zijn weinige haar.
'Het gaat verkeerd, Lotte,' zei hij, 'het gaat helemaal verkeerd.'
Ik zei niets. Ik wist wel dat hij het niet over het schaakspel had.

Op de overloop luisterde ik altijd of Ditte stil bleef. Ik bleef even staan voor de rij reproducties die, mooi ingelijst, aan de wand hingen. Beneden, in de huiskamer, hingen de echte schilderijen; langs de trap de familiefoto's en een aantal zelf geschoten, bijzonder geslaagde foto's waar papa zo trots op was dat hij ze had laten inlijsten. Hier, op de lange muur van de overloop, hing een reproductie van het schilderij 'Het ontsteken van de chanoekalichten' van Moritz Daniel Oppenheim, en ook een reproductie van een gravure van Picart; een grote reproductie van een schilderij van Isidor Kaufmann, getiteld 'De vooravond van de sabbat'. Ik vond dat een prachtig schilderij. De kleuren, de vrouw op de stoel, haar handen gevouwen op haar schoot. Zo had ik mama vaak zien zitten, toen ze nog maar net wist dat ze een kind zou krijgen. De kaarsen op tafel, de manier waarop het doek over het servies geschilderd is. De zon is al ondergegaan; de vrouw die daar zit heeft de zegenspreuk over de kaarsen uitgesproken. Ze zit klaar om naar de sjoel te gaan. De tafel weerkaatst in de spiegel die tegenover de tafel hangt.