Afbeelding
Foto:

Co-slapen is leuk

Voor onze oudste geboren werd, hadden we heel wat boeken verslonden. En allemaal vertelden ze hetzelfde: we moesten co-slapen. Want dicht bij je baby zijn, was gezellig én praktisch: je leerde zo razendsnel de voedingssignalen van de baby kennen en kon in een ideale wereld dus altijd voeden vóór de baby compleet was uitgehongerd en een hoop herrie ging maken. Je snapt: dat leek ons wel wat. En dus werd de wieg klem naast ons bed geparkeerd. Helaas bleek onze baby zich minder goed ingelezen te hebben; ze gaf geen voedingssignalen af, maar pruttelde de hele nacht door, alsof er pal naast ons bed een koffiezetapparaat stond door te lopen. Ik vond het zelf wel gezellig. Maar mijn man lag er wakker van. Op het moment dat ik snikkend de kraamverpleegster stond uit te zwaaien, was hij dan ook al bezig de wieg - compleet met baby - naar de babykamer te sjouwen. Het co-slaap-avontuur leek voorbij.

Tot drie weken geleden onze dochter voor de negende keer huilend aan ons bed verscheen. Ze had gedroomd. En - zo liet ze heel gedecideerd weten - ze ging níet meer terug naar haar eigen kamer. Mijn man - die vreemd genoeg wél wakker wordt van zacht gepruttel, maar niet van een luid huilende kleuter naast zijn bed - lag heerlijk te slapen. En ik was jaloers; dat wilde ik ook. Voorzichtig legde ik onze dochter tussenin. Volmaakt gelukkig viel ze in slaap. Geen gepruttel die nacht en om zeven uur 's ochtends dan eindelijk dat voedingssignaal dat de vele babyboeken ons vier jaar geleden al hadden beloofd: "Mama, ik lust nu wel een boterham met hagelslag!" Ik gaf haar een knuffel en samen duwden we papa - niet onverdeeld enthousiast over wat er die nacht besloten was - uit bed én confronteerden hem met ons nieuwe motto: "Co-slapen is leuk!"