Liefde en gebod

Mattheüs 22:37 en 38

Telkens weer wordt de vraag gesteld of het niet een aantasting is van het wezen van de liefde als de liefde ons wordt voorgeschreven. De liefde is immers pas echt als zij vrijwillig is, en je kunt iemand toch niet verplichten om lief te hebben? Liefde moet voortkomen uit het hart en kan niet bestaan in het nakomen van een aantal verplichtingen. Als het hart er niet bij betrokken is, dan is het geen echte liefde. Hoe kan liefde dan worden vastgelegd in een gebod?
Dat lijkt een heel wijze opmerking te zijn, maar toch is het een domme bewering. De mensen die een vurige liefde kenden hebben het vastleggen van de liefde nooit in strijd met het wezen van de liefde geacht. Zij zijn altijd bereid geweest om de duurzaamheid van die liefde vast te leggen in een eed.
Men zweert elkaar eeuwige trouw. Liefde die maar tijdelijk is, die voorbijgaat en waarvan men niet zeker weet of die wel zal blijven bestaan, die verdient de naam liefde niet. Laat de liefde maar in een verbond bevestigd worden en beschut worden tegen het ongedurige van onze aard en het onbestendige van ons leven. Anders wordt de liefde een wanhopige zaak.
God heeft ons door het gebod van de liefde willen beschermen tegen die trieste bedoening van een wanhopige liefde. Het hangt samen met Zijn verhouding tot ons mensen dat Hij over de duurzaamheid spreekt in een gebod. Wij leren dan meteen de zin ervan verstaan dat Hij zegt: Gij zult… Stel u voor dat God ons niet precies had duidelijk gemaakt dat Hij deze liefde van ons verwacht!
Gelukkig heeft God het wel gedaan. En door het in een gebod te doen, heeft Hij de liefde bij ons afhankelijk gemaakt van Hem, Die de liefde zelf is. Het gebod is de waarborg van de duurzaamheid. Wij hebben lief, omdat God ons eerst heeft liefgehad. En als God ons ooit blij wilde maken met de eeuwige gebondenheid aan de strikte gehoorzaamheid, dan was het wel in dit gebod.
Wat het mooiste en het beste van ons leven is, dat wordt door de Heere van ons verwacht. Wij mogen er nooit mee ophouden, met de liefde tot God niet en met de liefde tot de naaste niet.
Er zijn bezwaren genoeg. Wij hebben dikwijls heel wat bezwaren tegen onze naaste, en diep in ons hart vaak ook tegen God. We ervaren de liefde van God niet altijd en in alle omstandigheden. En we hebben dan ook heel wat moeite met de liefde tot God en tot de naaste.
Maar elke dag roept dit gebod ons tot het frisse en spontane van de liefde. En in het verbond van God is de eis ook een lokroep. Een roep tot de Heere, opdat wij bij Hem zullen leren wat liefde is en opdat wij vanuit Zijn liefde in de liefde mogen leven.

Dirksland, ds. J. Willemsen