Els Warnaer-van Schouwen.
Els Warnaer-van Schouwen. Foto:

'We hoorden de meubels tegen het plafond bonken'

DIRKSLAND – Als het hard waait, komt het terug. De onrust. Net als in de loop van januari, als de herdenking van de Ramp weer op het programma staat. Als de kranten erover schrijven. Of als je de begraafplaats bezoekt en je ziet al die bekende namen. Als je die ingrijpende gebeurtenis op 1 februari 1953 hebt meegemaakt, dan raak je het nooit kwijt. Ook niet als er geen enkel familielid is verdronken, zoals bij Els Warnaer-van Schouwen, die de Ramp meemaakte als dertienjarig meisje.

De vader van Els Warnaer-van Schouwen was landbouwer. Hij had een akkerbouwbedrijf in de Heerenpolder, even ten oosten van het dorp Oude-Tonge. "We woonden echt buitenaf. Je kon er heerlijk spelen. Elektriciteit was er niet en waterleiding ook niet. Gas kwam van de gasfabriek in Oude-Tonge. De verlichting bestond uit lampjes met kousjes. Op zolder hadden we een hele grote tank met water uit de tras. Pas na de Ramp – wij spreken van vóór en na de Ramp – zijn alle voorzieningen gekomen", vertelt Els Warnaer, die al vele jaren in Dirksland woont.

Zo snel…

"De avond ervoor was er al een enorme storm. Mijn ouders waren het weekend weg. Ze waren op bezoek bij familie in Brabant. Tante Ella, het jongste zusje van mijn moeder, paste op. Ze was 21. We gingen naar bed, maar van rustig slapen was geen sprake. De pannen ratelden op het dak. Het was een enorme herrie. Je hoorde het fluiten van de porseleinen potjes van de telefoondraden."

"'s Morgens om halfvijf hoorden we iemand roepen. Het was mijn grootvader, die een kilometer verderop woonde. Toen we uit bed kwamen stond het water al in de gang. Mijn grootvader heeft goddank terug kunnen komen op de dijk. Het water kwam zo snel… Wij sliepen boven. Blijf daar, zei tante, ik ga de jassen van de kapstok halen. Boven deden we de gordijnen open. Ik keek naar buiten en zag één grote grijze schuimende massa op ons af rollen. Vlakbij was een dijkdoorbraak, we zaten bij een spoelgat. Er was geen levende ziel te zien. Je wist niet hoe erg het was, je realiseerde je niet dat bijna het hele eiland onder water stond. Achteraf hoorden we dat er 's nachts was gebeld – we hadden telefoon – maar door de storm hadden we het niet gehoord."

Dat de boerderij niet ten onder ging in de golven is waarschijnlijk te danken aan een brede windsingel rond het pand. De drie of vier rijen elzen braken de kracht van het water en bogen de stroming voldoende af. "Wel was één hoek va de boerderij ondermijnd", aldus Els Warnaer. Het gebouw bleef tot 1976 in gebruik, toen het tijdens de hete zomer afbrandde. Daarna is het herbouwd.

Terug naar de bovenverdieping tijdens de Ramp. "Ik zag een teil wasgoed voorbij drijven. En een tafeltje. Beneden hoorden we een enorme knal. Dat was de hete kolenkachel waar het koude water tegenaan kwam. We waren bang. Mijn tante moet ook doodsbang zijn geweest, maar ze heeft het niet laten merken. Ze heeft zich heel moedig gedragen."

Redding

Maandagmiddag kwam de redding. Een oom voer van de Witte Stee met een vlot naar de boerderij in de Heerenpolder. "Ze hebben wat bomen uit de windsingel weggezaagd om erdoor te kunnen. Ze moesten drie keer heen en weer varen om ons in veiligheid te brengen. In de Langstraat werden we opgevangen. We sliepen met z'n vijven in een bedstee achter een snoepwinkeltje. Daaronder klotste het water."

Els Warnaer vertelt dat het angstig was, maar dat ze niet heeft gewanhoopt. "Je vertrouwt erop dat er iemand komt om je op te halen. In de verte hoorden we die ene helikopter, maar we hebben hem niet gezien. In de tussentijd leefden we van appels en water. Er stonden kistjes appels op zolder en daar was ook de watertank. Zondagmiddag werd het vloed en kwam het water nog hoger. We hoorden de meubels tegen het plafond bonken. Boven aan de trap zag je het water tree voor tree stijgen. Heel angstig. Naar de vliering gaan was geen optie, want daar zaten geen ramen en zouden we niet gered kunnen worden. Gelukkig is het water niet boven geweest. Volgens mij heeft het 2 meter 60 hoog gestaan."

Carlos het paard is verdronken, net als het varken en de kippen op de boerderij. Maar de Ramp eiste hier geen mensenlevens. "Wij hebben veel geluk gehad", blikt Els Warnaer bijna 65 jaar later terug. "Niemand uit onze familie is verdronken. En ook van mijn vriendinnetjes op de lagere school niemand. Maar als je dan al die namen hoort…"

Na een evacuatie naar Standdaarbuiten, bij familie, heeft Els nog een maand of drie in Driebergen gewoond. Daar bezocht ze de middelbare school. Ze woonde bij een wildvreemde familie. Het adres was geregeld door een bekende in Standdaarbuiten. In het boekje 'Er is zoveel nog niet verteld', dat in Oude-Tonge uitkwam ter gelegenheid van een eerdere herdenking van de Ramp, heeft ze haar relaas van die drie maanden opgetekend.

Rustig en praktisch

Ze noemt haar verhaal "niet spectaculair". Zeker niet in vergelijking tot "de echte drama's in Oude-Tonge". Maar het is wel een verhaal van angst. Van wachten op een zolder. Van kijken naar een schuimende watervlakte. Van hoop dat het huis niet instort. Van de ravage en de modder. Van ouders die er niet waren. En van een jonge tante die moedig en daadkrachtig optrad. "Zij heeft het fantastisch gedaan. Rustig en praktisch. Niets dan lof. Ze leeft nog. Ik ga één keer per jaar een dag naar haar toe. En dan hebben we het er altijd nog over…"

De boerderij in de Heerenpolder direct na de Ramp.