De offeranden Gods

"De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten". Psalm 51:19.

In de eredienst van Israël nam de offerdienst een grote plaats in. In tabernakel en tempel werden jaarlijks vele offers aan de Heere opgedragen. Daarbij ging het altijd om de gezindheid van de offeraar. Niet het offeren als zodanig was God aangenaam.
Niet altijd heeft de Heere in de gebrachte offers behagen gehad. De beslissende vraag is altijd: uit welke bron komen de offers voort?
Offers zonder innerlijke en oprechte geloofsovergave, zijn God niet welbehagelijk. De innerlijke gezindheid moet harmoniëren met de uiterlijke handeling. Het gaat Hem om waarheid in het binnenste. Offers kunnen gebracht worden met een onwaarachtig hart. Psalm 51 bepaalt ons bij de grote zonde van David door zijn overspel met Bathseba en het laten doden van haar man Uria.
Toen David in deze gruwelijke zonde leefde, bracht hij toch zijn offers. Hij voldeed aan zijn 'godsdienstplichten'. Maar hij deed het met een onwaarachtig hart.
Hij deed het in zelfbedrog.
En eerst toen de Heilige Geest het woord van de profeet Nathan gebruikte, om David tot inkeer te brengen, werd hem de blinddoek afgerukt. Hij besefte nu, dat God in al zijn offers geen behagen had gehad. Dat hij er Gods toorn over de zonde niet mee kon afkopen.
Ligt diep in ons hart niet dezelfde trek? God wat en wij wat. De zonde aan de hand houden en tegelijk onze 'kerkelijke plichten' waarnemen?
En menen dat het zó wel in orde is?
Dat God deze tweeslachtigheid wel zal nemen?
Het is levensnoodzakelijk, dat deze blinddoek ons wordt afgerukt en we eer­lijk gemaakt, onze zonden voor de Heere belijden.
Welke offers zijn God aangenaam?
David zegt het: "een gebroken geest, een gebroken en verslagen hart". Dát zijn de offers die God aanneemt. Ontdekt aan zijn zonden heeft David nu zulk een gebroken en verslagen hart.
Het blijkt uit deze psalm.
Het is een aangrijpend en ontroerend boetelied, waarin David openlijk zijn zonden belijdt.
Hij erkent zijn grote schuld, zijn bloed­schuld toch en bidt om genade en verge­ving, vrede en heiligmaking.
Om het dan ook te mogen weten, dat de Heere zijn schuld vergeeft.
Vergeeft niet om iets van David, maar uit pure genade. Omwille van dat ene Offer, waar alle offers in tabernakel en tempel heen wezen: Christus, Die door dit ene offer in eeuwigheid volmaakt heeft degenen die geheiligd worden.
Dát Offer kan alleen God behagen.
En nu veracht Hij de offers van een gebroken hart en verslagen hart niet.
Zulk een hart wil Hij nabij zijn met Zijn vergevende liefde.
Daarin wil Hij Zijn genade verheerlijken.

Het is de zonde van de hoogmoed geweest, die de mens het paradijs uitdreef. Het is ook de hoogmoed die ons van de Heere verwijderd houdt.
Daarom ook is onze geest maar niet zó gebroken en ons hoge hart maar niet zó verslagen. Veel moet de Heere daartoe in ons afbreken. De zonde wordt eerst recht gekend, wanneer ons oog verlicht wordt door de Heilige Geest. En de Geest gebruikt daartoe het Woord!
Hoe nodig is het ontdekt te worden aan de zonde, die ons verwerpelijk maakt voor God. Daarvan belijdenis te doen met een verbrijzeld hart!
Maar liever dan dit te doen, trachten velen de verantwoordelijkheid voor hun zonden van zich af te schuiven. Ze geven heimelijk God de schuld van hun gebroken bestaan. Tot hen komt de vermaning: "Verhardt u niet, maar laat u leiden". Vraag de Heere om verbreking van uw hart.... om de Geest Die ontdekt, opdat ge, eerlijk gemaakt, Hem in oprechtheid uw zonden moogt belijden. Het is de enige weg om ze vergeven te zien.
Wie iets kent van het gebroken en verslagen zijn van hart, die hope op de Heere!
De gebroken geest is geen grond voor de zondevergeving, "maar", heeft Kohlbrugge ergens gezegd: "als er geen verbroken geest aanwezig is, zo kan de zondenvergeving geen plaats hebben".
Maar die hoop mag er zijn, omdat in het Woord rijke beloften liggen voor gebrokenen. In deze psalm, maar ook bij Jesaja, waar de Heere belooft: ''Op deze zal ik zien, op de arme en verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft".
Houdt aan in het gebed, houdt de Heere aan Zijn beloften.
God verlustigt Zich in het gebroken hart, dat Hem zijn nameloos wee van zonde en schuld belijdt.
Voor dat gebroken hart gaf Hij een gebroken Christus.
Zo wordt het offer van het gebroken hart tot een dank- en lofoffer:

"Ik zal Uw naam met dankerkentenis
Verheffen, U al mijn geloften brengen;
'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
In't heiligdom, waar 't volk vergaderd is"

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 20 januari 1995.

Wijlen H. Hartman