De zoekende Zaligmaker van wat verloren is (2)

Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was.
(Lukas 19:10)

Zachéüs was in een wilde vijgenboom geklommen. Als Jezus aan die plaats komt, ziet Hij opwaarts. Opmerkelijk! Zachéüs was gekomen om Jezus te zien. Maar we lezen dat Jezus hem zag! Christus is altijd de Eerste! Niets is bedekt voor Zijn gezicht. Voor het oog van de mensen was de kleine tollenaar achter de grote bladeren van de vijgenboom onzichtbaar, maar niet voor het goddelijke oog van Christus. Opwaarts ziende, zag Hij hem. In één oogopslag peilt Christus het verloren onreine leven van de overste der tollenaren. Maar Hij ziet ook de begeerte op de bodem van Zachéüs' hart. Die begeerte heeft Hij er Zelf door Zijn Geest ingelegd. Zijn oog sloeg de tollenaar in liefde gade. Na het zien, volgt Zijn spreken. En zeide tot hem: "Zachéüs, haast u en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven." De Heere roep Zachéüs bij zijn naam, heel persoonlijk. Zo doet de Heere nog. Met de roeping komt Hij tot ons allen, ernstig, welmenend. Maar die algemene roepstem moet persoonlijk gemaakt worden door de Heilige Geest. Want dan hoort u Zijn stem. Dan wordt u bij uw naam geroepen. Kom af, zegt de Zaligmaker. Zachéüs moet uit de boom komen. O, wat zien we hier duidelijk dat de zondaar niet alleen uit de diepten van zijn verlorenheid moet worden opgehaald, maar ook uit de hoogten van zijn hoogmoed moet worden afgebracht. In Adam zijn we gevallen in een bodemloze ellende, maar we hebben onszelf ook verhoogd, menende als God te zullen zijn.
Haast u. Nee, God Zelf hoeft Zich nooit te haasten. Hij is altijd op tijd. Maar aan de kant van de zondaar is er een haasten geboden. Want het leven is maar een schaduw. De dood wenkt ieder uur. Daarom: Haast en spoed u, om uws levenswil.

Aan Zijn liefdesbevel voegt Christus nog toe: "Want Ik moet heden in uw huis blijven." Dat moeten, is het moeten van Gods welbehagen. Vanwege dit welbehagen dat door Christus wordt uitgevoerd, zal het gebeuren. Ik moet. In die woorden ligt ook de Goddelijke eis verklaard. De Heere heeft recht op ons huis, op ons hart en leven. Hij eist het voor Zichzelf op. Voelt u die eis? Bent u er al voor bezweken? Ik moet heden in uw huis blijven. Niet morgen, niet over een jaar. Maar heden. Zachéüs krijg geen gelegenheid om zichzelf eerst op te knappen. Of om zijn huis te reformeren. Christus zoekt geen opgeknapte mensen, maar mensen die zijn afgeknapt! Hij zoekt verloren zondaren. Onreinen in zichzelf. Om ze te behouden en te reinigen. En om te blijven. Want waar Hij eenmaal intrek neemt met Zijn genade, gaat Hij nooit meer weg. Voor eigen waarneming kan de Kerk soms uitroepen: "Waar bent u?" Als de Heere met Zijn gevoelige tegenwoordigheid is geweken, wordt het zo bange. Maar nooit zal Hij de Zijnen begeven of verlaten. Hij blijft bij hen en in hen tot in eeuwigheid. Wat een heerlijke troost!
We zien hoe de kleine tollenaar zich heeft gehaast en Christus met blijdschap ontving in zijn huis. Onvergetelijk! Als Christus overkomt tot de verloren zondaar die Hem zoekt met al zijn zielsverlangen is dat zo groot. Geliefde lezer(es), weet u daarvan? Is Christus in uw huis, hart en leven? Hoe je dat kunt weten? Dan is Hij allereerst gekomen in Zijn vlekkeloze heiligheid. In het licht daarvan kwam uw onheiligheid en onreinheid pijnlijk aan het openbaar. Christus ontdekt mij aan mijzelf. U riep het uit: "Wee mijner, want ik verga." Maar niet alleen Zijn heiligheid stelde Hij in het midden. Ook Zijn genade en barmhartigheid bewees Hij. En u werd door het wonder van Gods genade in Christus gered.

De godsdienst die buiten staat, zegt: "Hij is tot een zondige man ingegaan om te herbergen." Inderdaad, een zondige man. Maar dat maakt nu juist het wonder uit voor Zachéüs. Dat Hij wilde omzien naar zulk één.
Dan blijkt dat de bekering van de tollenaar in de vruchten openbaar komt. Hij erkent Christus als Heere. Als zijn Gebieder, Die het voor het zeggen heeft gekregen in Zijn leven. Hij staat namelijk op en zegt: "Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik de armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder." Wilde hij vroeger niets van de Wet weten, nu is deze voor hem geworden tot een regel der dankbaarheid. Hoe lief heb ik Uw Wet, zij is mijn betrachting de ganse dag. En valt u ook op dat Zachéüs de Wet niet op een beperkte wijze verstaat? De Heere heeft in Zijn Wet bevolen armen te gedenken en terug te geven wat ontvreemd werd. Alleen grote dieven moesten vierdubbel wedergeven. En nu zegt deze tollenaar eigenlijk: Heere, ik ben geen kleine dief, maar een grote. Geen kleine zondaar, maar de grootste der zondaren. Daarom zal ik het maximale vergoeden. De grootste der zondaren, zo leert al Gods volk zich kennen. Niet alleen bij de aanvang, maar ook en bij de verdere voortgang. Weet u daar ook al van?

De verwondering voor Zachéüs wordt nog groter als Christus getuigenis geeft en zegt: "Heden is dezen huize zaligheid geschied." De Heere bevestigt hier Zijn eigen werk. Nu mag Zachéüs weten dat dit werk in der waarheid is. Wat een geluk voor een ongelukkige. Wat een genade voor een des doods schuldige. Er was niets van Zachéüs bij. Met al zijn belangstelling, met zijn zoeken, valt hij er helemaal buiten. Want hij zelf was niet anders dan een verlorene. Maar Christus zegt: "De Zoon des mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was." Het gaat alles uit van Hem! Dat dan een verloren zondaarsvolk het zou uitroepen: "Nu kan het ook nog voor mij!"