De zoekende Zaligmaker van wat verloren is (1)

Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. (Lukas 19:10)

Zachéüs is voor velen overbekend. Hij is een overste der tollenaren. Dat wil zeggen dat hij in dienst van de Romeinen in een bepaalde provincie was aangesteld. Daar droeg hij de hoofdverantwoordelijkheid voor het innen van de belastinggelden. Naast het bedrag dat hij moest afdragen, vroeg hij echter meer van de mensen. Daarom hoeft het ons niet te verwonderen dat we lezen dat Zachéüs rijk was. Hij was rijk in goederen, maar arm in God.

Zachéüs droeg wel een mooie naam. Want die betekent: reine. Maar hij was niet zoals hij heette. Hij was onrein. Zo was hij door zijn moeder ontvangen en geboren. En zo was hij door de zonde al meer geworden. Onrein. Ons aller beeld! En nu juist van deze man, een dief, een onreine, een door de mensen gehate, lezen we dat hij Jezus zocht te zien, wie Hij was.

Wat was het dat hem dreef? Was het alleen maar uitwendige belangstelling? O zeker, de Heere kan zulk een belangstelling gebruiken. Zoals Hij dat eenmaal deed bij een onkerkelijke man uit Engeland. Hij was slechts naar de kerk gekomen voor het mooie zingen. Maar tijdens die ene dienst trof Gods Geest hem in het hart met een pijl uit het Woord. Nooit sloeg hij daarna meer een kerkdienst over. Het was zijn eten en drinken geworden. Er zijn er die zeggen dat bij Zachéüs er aanvankelijk alleen maar een uitwendige belangstelling was om te zien wie Jezus was. Toch denk ik dat het meer dan dat alleen geweest is. Want lezen we niet in de Bijbel dat Jezus juist een Vriend van tollenaren en zondaren wordt genoemd. In Lukas 15 staat dat al de tollenaars en zondaars tot Hem naderden om Hem te horen. En van Levi lezen we dat de Heere hem door trekkende liefde wegriep uit het tolhuis en hem door genade tot een discipel maakte. Dit alles zal ook tot Zachéüs zijn doorgedrongen. Daarom verliet hij zijn woning en is de straten van Jericho opgegaan.

Hij is echter niet de enige. Want er zijn vele mensen in de stad die Jezus wonderen en tekenen willen zien. Zij vormen voor de tollenaar een verhindering. Want er staat in vers 3: En kon niet vanwege de schare. Net zoals de mensen een verhindering vormden voor de roepende blinde Bartimeus – ze wilden dat hij zou zwijgen en niet langer Jezus zou aanroepen – zo staan ze ook Zachéüs in de weg. Zo is dat nog. Waarlijk zoekende zielen, die het om Christus te doen is geworden, zullen ervaren dat mensen zo'n belemmering kunnen vormen. De grootste verhindering vormt echter de zondaar zelf. Vers 3 zegt: Omdat hij klein was van persoon. Zachéüs was maar klein en kon nergens over heen zien. Hij kwam in zijn zoeken om Jezus te zien, zichzelf tegen. Zijn geringe gestalte was de belemmering die hij voor zichzelf vormde. Gods Geest ontdekt de man en vrouw, de jongere, die het in waarheid om Christus te doen is aan de vijandschap en de onwil bij henzelf. Wat vormen die een grote hindernis. Daar komt bij dat de hemelhoge schuld alle vrijmoedigheid wegneemt om tot Christus te komen.

Lettend op al de bezwaren van buitenaf en van Zachéüs zelf zou je verwachten dat de tollenaar naar huis zou zijn gegaan. Maar dat doet hij niet. Dat kan hij niet. Want de Heere heeft hem gegrepen. En als de Heere door het zaligmakende werk van Zijn Geest een zondaar vastgrijpt dan laat hij hem nooit meer los. Hoeveel en hoe groot de bezwaren dan ook zijn mogen. Hij laat niet varen wat Zijn hand begon. Kijk maar naar Zachéüs. Hij maakt zich los van de schare. Hij loopt vooruit. Hij zoekt een plaats op waar het stil en rustig is. Geliefde lezer(es), zoekende zielen onttrekken zich aan het gewoel en gedruis der aarde. Zij zoeken plaatsen van afzondering en hebben de eenzaamheid en stilte lief. Om alleen met de Heere te zijn. Want het is een persoonlijke zaak geworden tussen God en hun ziel. Zo'n eenzame plaats waar je je hart voor de Heere uitstort, kan overal zijn. Het is de vraag: Kent u en jij zo'n plaats? Maakt u zich los van het wereldse?

Let er eens op waar Zachéüs terecht komt. En vooruitlopende, klom hij op een wilde vijgenboom, opdat hij Hem mocht zien. Want Hij zou door dien weg voorbijgaan. De kleine tollenaar stelde zich in de weg. Hij koos niet een willekeurige plaats uit. Want hij wist door welke weg Christus zou voorbijgaan. Wij weten dat ook. De Heere komt voorbij in de weg van de genademiddelen. Hij openbaart Zich door middel van Zijn Woord. Daarom moeten we ons getrouw in de weg der middelen begeven. We hebben biddend te komen onder het Woord, en Christus te zoeken in Zijn Woord. Daar wil Hij uit genade Zijn zegen aan verbinden. Weet u er al van?