Een zekere toekomst

"De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid" (Psalm 121:8).

Psalm 121 wordt ook wel een pelgrimslied genoemd. Verschillende verklaarders menen dat het lied door pelgrims gezongen werd op weg naar Jeruzalem. De wegen waren vol gevaren en in de psalm wordt dan gezongen van Gods trouwe zorg en bewaring over die onveilige wegen. Zo kunnen we bijvoorbeeld in vers 5 lezen dat de Heere de Bewaarder is van Israël. Hij geleid hen over de wegen en wel zodanig dat Zijn kinderen Zich door Hem beschermd mogen weten.
Nu wordt ons in het achtste vers van deze psalm ook bemoedigende en vertroostende woorden meegegeven. De Heere bewaart de uitgangen en ingangen, zo kunnen we lezen. Wat wordt daarmee bedoeld? Onze kanttekenaren wijzen erop dat God hier spreekt over de bewaring in al de handel en alle doen en laten. Dat is breed, en op meerdere zaken van toepassing. De Heere schenkt bewaring, waar Zijn gelovigen ook naar toe gaan. Letterlijk mogen we ook lezen: "De Heere zal uw uitgang en ingang bewaken". Hij zal daar op toe zien. Hij zal daarvoor ook zorg dragen. Wat een zegen wanneer we de God des levens in Zijn Zoon, Jezus Christus, leerden liefkrijgen. Wat een verzekering mag er dan in deze woorden liggen wanneer het huis moeten verlaten op weg naar het ziekenhuis, voor een operatie of uitslag. Als de Heere de uitgang van het huis bewaakt, dan mogen de achterblijvers in zekerheid worden overgegeven in Zijn handen. Als de Heere de ingang in het ziekenhuis bewaart, dan mag daar de zekerheid zijn dat ons leven niet in de handen van artsen ligt. Wanneer de Heere de uitgangen van ons leven bewaart als u 's morgens op weg gaat naar uw werk, kunt u het gezin in gerustheid achterlaten. Als de uitgangen en ingangen zijn bewaard, mag er met zekerheid en gerustheid gereisd worden.
Zo zien deze tekstwoorden op onze uitgangen hier en nu. En toch zien deze woorden ook dieper. Want de tekst spreekt ook over "van nu aan tot in eeuwigheid". Deze bewaring strekt zich uit tot in de eeuwigheid. Er wordt hier dan ook gesproken over de uitgangen uit dit leven. Als we de Koning van de kerk, Jezus Christus, in dit leven leerden liefkrijgen zijn ook die uitgangen bewaard. Dan kan er tegen die laatste reis worden opgezien. Dan kan er voor worden gevreesd. En toch: wanneer ze door God worden bewaakt, zullen die uitgangen zeker zijn. Hij zal er namelijk ook op toezien dat Zijn kinderen ingaan in Zijn heerlijkheid. Die heerlijkheid die Hijzelf heeft willen bereiden. Die heerlijkheid waarvoor Hij Zijn leven heeft willen afleggen.
Geliefde lezer(es): zijn uw, zijn jouw uitgangen en ingangen veilig? Worden ze bewaakt door de Allerhoogste God? Mag u zich, mag jij je in Zijn handen veilig weten voordat u de wegen aardse opgaat, ver weg of dichtbij? U zegt misschien: "Dat weet ik niet". Durft u dan het risico te lopen om onderweg onverwacht en onbekeerd te moeten sterven en het leven te moeten verlaten? Om het scherper te stellen: durft u dan het risico te lopen mogelijk vandaag op uw stoel of bank, tijdens het lezen van deze meditatie te sterven, terwijl uw uitgangen en ingangen niet bewaakt worden? Om dan de eeuwige God te ontmoeten en door Hem geoordeeld te worden? Onze uitgangen en ingangen zijn namelijk niet vanzelfsprekend bewaard.
Hiervoor is het noodzakelijk dat we de dichter in vers 2 ook hartelijk leren naspreken: "Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft". Deze God in Christus Jezus moeten wij wel persoonlijk kennen, anders kan er van overgave en leiding geen sprake zijn. Dan leven we nog altijd voor onszelf, met één zekere uitkomst: wanneer daar niets in het leven verandert, dan zal blijken dat Hij ons leven niet bewaart. Dan staan we voor eigen rekening en zullen we voor eeuwig omkomen. Daarom worden we aangespoord om ons te haasten om ons levens wil. De Heere roept nog; de Heere stuurt nog predikers om Zijn genadewoord te verkondigen. Opdat zowel voor de uitgangen als voor de ingangen in ons leven mag gelden dat de Heere ze bewaart.

B.D. Bouman, v.d.m., Stellendam