Het pad langs de rotsen (45)

Telkens voelde Gundel dat ze meer gespannen was dan anders. Inderhaast had Lise op verzoek van vrouwe Martha een feestelijk tintje aan de maaltijd welke zij bereid had gegeven. Dat was ter ere van neef Heinrich.
Gundel was bijzonder stil geweest die middag. Dat hinderlijke rood worden kon ze maar moeilijk verwerken. Maar toen de mannen zich terugtrokken na het eten in de werkkamer van mijnheer Reinhardt en zij Lise hielp met de tafel afruimen, kon ze wel huilen van verdriet, alleen maar om het feit dat er iets in haar wakker gemaakt was, waarvan ze gedacht had dat het nooit meer opbloeien zou.
Die nacht, toen Gundel op haar eigen bed lag onder de zware binten van het oude schoolmeestershuis, kon ze de slaap niet vatten. Ze vocht met haarzelf en kneep haar handen kramp­achtig in elkaar. Waren het zondige gedachten die haar geest doorflitst waren? Ze meende van wel. Lichtzinnigheid en ijdelheid begonnen de boventoon in haar leven weer te krijgen, daar waar deemoed en nederigheid paste. Ze lag met wijd geopende ogen naar de balken te staren en ze wilde bidden. Maar de juiste woorden wilden niet komen. Ze wilde bidden om vergeving dat zij zulke dwaze gedachten gekregen had, zomaar...! Tranen persten zich tenslotte uit haar ogen. Zij zou voor geen geld willen dat vrouwe Martha zou te weten komen welke gevoelens er in haar omgegaan waren.
Maar wat Gundel met geweld wilde tegenhouden, kweekte jonk­heer Heinrich met evenveel ijver aan.
Na een week was hij alweer te gast geweest op de herenboerderij bij oom Reinhardt en tante Martha. Hij had zogenaamd oom nodig om hem raad te vragen in verschillende zaken omtrent de bebouwing van het land. Oom Reinhardt had eerst wat verwonderd opgekeken, want zijn zwager was toch even kundig in die zaken als hij, maar vrouwe Martha had stilletjes geknipoogd tegen haar man. Vrouwen voelen zoiets veel fijner aan.
Tenslotte had hij voorzichtig geïnformeerd waar Gundel was. Toen ging oom pas een licht op.
"We wandelen er samen heen," had hij geantwoord. "Het is niet ver!"
Nou, daar was Heinrich voor te vinden. Gundel had een bijzondere indruk op hem gemaakt van het eerste moment af dat hij haar zag. Ze was niet vleierig, zoals andere meisjes van haar leeftijd. Dat had ze afgeleerd. Het scheen wel of er een onpeilbare diepte van levensvreugde en levensleed in haar hart verborgen lag. Heinrich wist ook nog niet alles wat ze meegemaakt had. Maar voor het zover was dat hij met oom op pad toog, had tante hem meegenomen naar de stille deftige huiskamer en in het kort haar levensgeschiedenis verteld.
"Zo..." had Heinrich tenslotte gezegd "Zo... arm kind!"
"Dus feitelijk heet ze Gundel von Birkham, geboren Tniutmann. De Von Birkhams behoren vanouds tot de gegoede landadel, welke hun bezittingen langs de Donau hebben liggen. Vreemd dat ze niet tot haar schoonouders is teruggekeerd!"
"Dat is helemaal niet vreemd," antwoordde vrouwe Martha. "De familie Von Birkham zijn trouwe aanhangers van de roomse kerk en Gundel heeft radicaal de roomse kerk de rug toegekeerd. Bovendien zijn al de bezittingen van haar man voor schuld ver­kocht, wat een schande is voor de familie. En de graaf Haller­ström die haar geadopteerd had, is ook fijn rooms. Na al het leed wat ze heeft meegemaakt, verlangde Gundel intens naar de eenvoudigheid van de pastorie van haar vader en naar het Gereformeerde geloof zoals ze dat van jongsaf geleerd had. Ze schreit nog vaak bittere tranen dat ze, gedreven door haar lichtzinnigheid, zich zonder tegenstand heeft laten winnen voor de roomse kerk. Met Hans, haar broer, ligt het heel anders. Die heeft door moeite en ellende heen vastgehouden aan het geloof der vaderen."
De verwarring die over Gundel kwam toen mijnheer Reinhardt en neef Heinrich zomaar het schoolmeestershuis binnen stapten, is moeilijk te beschrijven. Ze werd nu zo diep rood tot in haar hals, dat ze zich in het geheel geen houding wist te geven.
Mijnheer Reinhardt vroeg hoe ze het naar haar zin had in het oude schoolmeestershuis en neef Heinrich keek eens om zich heen en prees haar goede smaak.
"Het is hier gezellig," zei hij. "Gezelliger dan in veel herenhuizen. Waar heb je die oude koperen kan vandaan?"
"Die heeft Hans op een keer meegebracht," antwoordde ze snel. "Hans houdt van zulk soort dingen. En ik ook wel," voegde ze er meteen aan toe. "Ik heb er nu maar een paar takken riebes ingezet, dat geeft zo'n bijzondere sfeer."
Wat verwonderd kwam Hans uit het leslokaal lopen om te zien wie er op bezoek waren. Mijnheer Reinhardt ging meteen met hem mee om de vorderingen van de leerlingen te bekijken en zodoende bleven neef Heinrich en Gundel alleen achter.
Neef Heinrich was geen flirt. Hij keek Gundel onbedwongen aan met eerlijke blik die haar zo verward maakte.
"Je bent getrouwd geweest," zei hij toen eensklaps.
Weer vloog dat vlammende rood over Gundel. Zonder wat te zeggen knikte ze. Daarna schoof ze een stoel bij waarop hij kon gaan zitten, maar Heinrich nam een andere stoel en vroeg aan Gundel op de zetel plaats te nemen, welke zij voor hem bestemd had.
"Tante heeft me heel je geschiedenis verteld" zei hij toen. "Misschien ben je bang geworden voor mannen?"
"Ik heb het hier heel goed bij mijn broer," antwoordde Gundel, om zijn vraag te ontwijken.
"Dat geloof ik. Je hebt hier weer een levensdoel gevonden. Hoe gaat het met de kleine Eva?"
"Die slaapt... Wilt u haar eens zien?"

J.H.R. Verboom