Uitzien en verwachten

"Maar ik zal uitzien naar de HEERE, ik zal wachten op de God van mijn heil; mijn God zal mij horen" (Micha 7:7)

Micha heeft onder zijn volk gezocht naar een rechtvaardige, iemand die het te doen was om de wet en het recht van de HEERE, maar hij kon er geen een vinden.
Hij vergelijkt deze situatie met die van een dor en onvruchtbaar land.
In het dagelijks leven uit het zich in corruptheid bij vorst en rechter, jacht op elkaars bezittingen en ontwrichting van het gezinsleven. Niemand is meer te vertrouwen!

Geldt dat ook niet voor de tijd waarin wij leven?
Als wij het leven van vandaag in wetgeving en praktijk van het dagelijks leven in het licht houden van Gods heilige wet, dan komen we er weinig beter af dan in de tijd van Micha.
En dat hier wat op zal volgen, kan niet uitblijven. God zal het gericht gaan voltrekken. Dat moest Micha ook bekend maken.

Waar moet Micha in deze uitzichtloze situatie heen?
Waar moet u, waar moet jij heen in die dikwijls zo hopeloze en uitzichtloze perioden van het leven?
Micha wijst ons de weg: "Maar ik zal uitzien naar de HEERE"
Te midden van de ontaarde toestand van zijn volk heeft Micha maar één uitzicht: De HEERE! Van Hem alleen kan de hulp komen.

Wat is dat rijk, als het zo mag leven in ons hart. Dat we tot de HEERE gaan om hulp en bijstand in de nood. Omdat we het hebben geleerd in ons leven: het is Israëls God, Die krachten geeft, van Wie het volk zijn sterkte heeft.
Bij Hem alleen is uitkomst, zelfs tegen de dood. Het van de Heere alleen verwachten, dat is de enige weg die begaanbaar is als we in nood zijn. Als we worstelen met geestelijke vragen. Maar ook als we van de dokter te horen kregen dat we ongeneeslijk ziek zijn. Wat is dan onze verwachting nog? Wat kan ons dan alle hoop ontzinken!

Micha kijkt omhoog en ziet uit naar de Heere.
Dat doet hij trouwens niet met een superieur gevoel, omdat hij zich toch wel beter voelt dan de rest van het volk. Hij doet dat in ootmoed, in alle nederigheid en afhankelijkheid. Want Micha weet, dat hij net zo goed schuldig staat als alle anderen. (zie vers 9)
Wie dat beseft, leert tegelijk dat ons wachten op de Heere dan geen ongeduldig eisen stellen kan zijn. Maar wel een gespannen en verwachtingsvol uitzien, gepaard aan de hoop!
Uitzien betekent niet gelaten afwachten, maar hoopvol verwachten!
Uitzien is een daad van het geloof. Het is afzien van jezelf en van alles om je heen en het verwachten van de 'God van mijn heil"
Heil in de betekenis van heelheid in alle gebrokenheid vanwege zonde en schuld. Heil wil dan zeggen: zaligheid! Dat heil zal komen, daar is Micha vast van overtuigd.

Hoe kan dat? Hoe komt Micha dan aan die zekerheid?
Omdat de Heere hem dat zelf in zijn mond en hart heeft gegeven.
Micha weet dat door die naam 'HEERE'! Door die Naam heeft God Zich bekend gemaakt als de God, Die nabij is om te helpen, te bevrijden en te verlossen.
Hij is de God van het heil.
En dat heil zal de Heere doen komen, ook al is het volk ver van hem afgeweken.
Hoe, dat weet Micha niet. Dat laat Hij aan de Heere over. Maar, bij wijze van spreken, met de handen boven de ogen ziet hij uit en wacht. Verwacht. En hij weet het zeker: 'Mijn God zal mij horen'!
En in de Heere Jezus Christus is dat woord vervuld. Hij heeft zich er letterlijk doorheen geworsteld, toen alles en allen tegen Hem waren. Hij heeft Zich aan Zijn God vastgeklampt toen Hij zelfs door diezelfde Vader werd verlaten. Zo is Hij onze hoop en verwachting. Temidden van alle moeite en zorg, alle strijd en aanvechting is dat immers het geheim: in Christus zal God mij horen.
Dat is het grondpatroon van het geloofsleven van alle tijden. In Micha' tijd, maar ook in onze tijd. Dat geeft uitzicht en hoop. Waar ik ook sta, wie ik ook ben, maar levend in de verwachting: "Mijn God zal mij horen".

Ik blijf den HEER' verwachten,
Mijn ziel wacht ongestoord.
Ik hoop, in al mijn klachten
Op Zijn onfeilbaar Woord!
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
Wacht sterker op den HEER,
Dan wachters op de morgen;
De morgen, ach, wanneer!?