Door God aangewezen

En de Heere zeide: 'Sta op, zalf hem, want deze is het'
1 Samuël 16:12b

Calvijn schrijft n.a.v. de psalmen Davids hoe hij uit diens psalmen telkens weer troost en bemoediging heeft mogen putten om het op en neer gaan van zijn eigen geloofsleven. Terwijl hij ook in alle aanvechtingen juist door deze psalmen steeds weer het zicht op de Heere mocht vinden. Zo is voor zo menig kind Gods de schatbundel van Davids psalmen reeds een rijke bron van geestelijk voedsel geweest. De vraag dringt zich op: was het ook voor mij zo. Aangeleerde en veel gezongen psalmen kunnen ook tot sleurliederen worden. Maar wie de nood van zijn eigen hart door Gods Woord en Geest heeft mogen inzien, zal ook gaan ontdekken welke rijkdom hier verborgen ligt. Dan zal elk vers, ja elke regel weer nieuwe heilgeheimen openbaren. In die schatkamer moeten we dan ook maar veel zoeken. En veel vragen om licht van boven.
Het is waar, David heeft zo een rijke schat mogen achterlaten en doorgeven. Soms kan je tegen hem op zien. Dat was nog eens een kind van God, wandelde met zijn hemelse Vader. Jawel, we willen het wel toegeven, dat ook hij donkere tijden heeft gehad. Vooral als we psalm 51 lezen. Maar ook dat willen we soms nog vergoeilijken (mogelijk om er met onze eigen zonden achter te schuilen?), en staat het geweldige in Davids geloofsleven zo op de voorgrond.
En juist hier zitten we totaal op verkeerd spoor. Dan staat de mens David meer in het middelpunt als de Zone Davids, Jezus Christus. Dan wordt eigen geloof, of van onze naasten gemeten en gespiegeld aan de mens David en niet aan zijn God. En dat leren we af, als we eerst het leven van David, zoals in 1 Samuël opgetekend, eens goed bestuderen. Daar is namelijk niets van David zelf bij! In heel de roeping, de zalving en de voorbereiding tot het koningschap van David, daar is niets van hemzelf bij. Ja, het is alles dóór en vóórde Heere! Dat straalt als een heerlijk licht door dit hoofdstuk van Davids roeping heen. Zo begint het al, als Samuël zich gereed moet maken om een koning te zalven. De Heere zegt: ,,Ik zal u zenden tot Isaï (.....), want Ik heb Mij een koning onder zijn zonen uitgezien". David moet maar niet "een" koning over Israël zijn, nog minder heeft hij er zelfs iets aan gedaan noch vanaf geweten. Nee, de Heere zoekt Zich een koning. Voor Hem. In Zijn dienst. En daar gaat het steeds weer in de roeping des Heeren om. In de roeping tot het geloof of tot het ambt of tot welke opdracht dan ook. Als het uit de Heere is, dan is het ook voor de Heere!
Verstaan we het? Zijn vele geloofsvragen riet gericht op het eigen ik? Ben ik er wel? Ben ik behouden? Nee, daarvan is hier in dit eerste hoofdstuk over Davids leven weinig te vinden. Het alles tot Zijn eeuwige eer heerlijkheid zijn. Het is Zijn uitverkiezende liefde die voorop staat zoals Petrus dat in zijn brief uitdrukt: "Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom (.....) opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht". Zo roept de Heere Zijn volk, opdat ze komen en wandelen zullen in Zijn licht. Daar gaat het niet om eigen eer, of eigen geloofsdaden te tonen.
Daarom is er zo weinig van David zelf, in al zijn psalmen, bij ook al komt elk woord uit het diepst van zijn hart!
Ook in onze tekst komt dat zo duidelijk tot uitdrukking. Alle zonen van Isaï zijn Samuel voorbijgelopen. Van David wordt dan gezegd: deze is het. Niemand had het verwacht Eigenlijk werd na de zevende gezegd: dit waren ze, profeet. Maar o ja een is er nog bij de schapen. ' Merkt u het in de eerste plaats maar eens op hoe ook Samuël zelf hier in gelovig opzien naar de Heere leert luisteren. Reeds in zijn doen en laten komt het uit dat de Heere hier voorop gaat, dat hij hier werkt. Want natuurlijk is ook Samuël een adamskind, bij wie eigen gedachten soms voorop gaan. Wat kunnen wijde Heere zo voor de voeten lopen. Leest u maar na in dit hoofdstuk: vers 2 - Samuël heeft angst om de opdracht uit te voeren, bang voor Saul. Zodra de eerste zoon van Isaï Eliab, verschijnt denkt Samuël: deze is het. Weer is het eigen hart de Heere vooruit. We kunnen het soms vol over­ moed, of vol zelfvertrouwen zeggen: maar dit is van de Heere, en we hebben tegelijk eigenbelang op het oog. Zo ging het bij Samuël ook, en tóch wist hij - in zijn vooruitlopen - naar de Heere te luisteren. Je kunt de mond vol hebben van bijbelteksten en toch doof zijn voor het Woord van de Heere. Eén bepaalde tekst, voor uw situatie geschapen, kan soms precies zo passen. Zie je wel, zo staat het er. En je hebt de ander overtroeft. Geestelijke concurrentie is in de kerk soms hard en koud. Nee, daar is niets van de Heere bij. Dan zeggen we bij de eerste de beste - zoals Samuël bij Eliab: deze is het. En de Heere zegt: deze is het nu net niet!
Gods weg gaat door het gehoorzaam luisteren naar Zijn stem. Naar de diepte en de werking van Zijn woord. Samuël dacht het ook, bij elke zoon: komt er nu nog geen eind aan? Eerst daar waar alle mogelijkheden uitgeput waren (een schaapherder, wat moet je daarmee?), daar begint de Heere!
En nu kunnen we ook daaraan wel weer een mooie exegetische uitleg aan geven: zie je wel, zo moet het eerst helemaal aan het eind komen met onszelf, eerst dan kan het. Maar zo beginnen we wéér aan de verkeerde kant. Want met ons is het al aan het eind. Daar is geen beginnen meer aan. De exegetische lijn van Gods Geest leert luisteren naar de Schrift. En wat lezen, nee horen we dan? Johannes de Doper, die zijn Meester mag dopen. En dan de stem, die over deze Zone Davids klinkt: Deze is het, doop (zalf!) Hem, Deze is Mijn geliefde Zoon in Welke Ik Mijn welbehagen heb.
Hier waar Samuël, Isaï en zijn zonen, op deze niet-meer-meetellende zoon moestem zien, zien we dat, wat Jesaja sprak: Hij de Verachtste onder de mensen. Hij is het. De Koning van Wie het volk zijn zaligheid, zijn heil mag verwachten!
De mens, ja ik zelf, bén al aan het eind. God wil het me aanwijzen. Door Zijn Woord en Geest. Rijke arme, als u dat mag zien. Want dan zult u Hem leren zien van Wie het gezegd wordt: deze is het Gods geliefde Zoon. In Hem, o volk, zult u al uw heil, ja al uw vermaak vinden. Omdat u Hem dienen zult, met heel uw hart. Omdat u deze Koning dienen zult Zijn Naam eeuwig prijzen zult.

Deze meditatie stond eerder in Eilanden-Nieuws van 14 augustus 1987.

Ds. M. Aangeenbrug