J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (35)

Mijn zusje heette ook Gundel," zei Hans peinzend. "Hoe heet je van je meisjesnaam?"
Verschrikt keek de jonge vrouw Hans aan. Blijkbaar was ze bang om haar afkomst mede te delen, maar op het horen van de naam Gundel was er een vage herkenning bij Hans doorgedrongen. Hij bleef nog even aandachtig kijken terwijl de ontroering zijn keel dicht scheen te knijpen.
"U kunt het mij gerust vertellen," begon hij weer. "Misschien kan ik u helpen!"
"Voor mij is er geen geluk meer op deze aarde. Ik heb mezelf veel te verwijten," antwoordde ze en weer barstte ze in snikken uit.
"Hier, drink eens," zei Hans vriendelijk, terwijl hij haar een glas melk toereikte. "En vertel dan eens hoe u heet."
Gulzig dronk de vrouw de beker leeg en zei toen zacht: "Mijn meisjesnaam is Gundel Hallerström, dat wil zeggen, zo heette mijn pleegvader. Maar mijn eigen naam is Gundel Trautmann!"
"Dacht ik het niet!" riep Hans verbaasd uit. "Toen je de naam Gundel zei beefde mijn hart. God heeft zich over je erbarmd, ik ben Hans, je broertje Hans. O Gundel, lief kind… wat heb ik in eenzame nachten vaak aan je gedacht. Maar ik was alle hoop verloren om je ooit terug te zien en nu zendt God je tot mij!" Hij sloeg zijn armen om haar hals en kuste zijn zuster op haar ingevallen gelaat, die verbaasd met grote ogen naar Hans keek.
"Ben jij Hans?" kon ze er eindelijk met moeite uitbrengen. "Onze Hans?"
"Ja! beslist! Geloof je dat niet? Het is echt waar. Ik ben hier schoolmeester. Kind, nu zul je vlug alle ellende te boven zijn. Wij hebben hier eten genoeg en je kan altijd bij mij blijven. Maar het begint al donker te worden. Vrouwe Martha zal niet weten waar ik blijf. Denk je sterk genoeg te zijn om met mij mee te gaan?"
"Wie is vrouwe Martha?" wilde Gundel weten.
"Dat is de vrouw van mijnheer Reinhardt de Ranitz. Ze is o zo lief en zal je zeker willen ontvangen. Of ben je te moe om te voet te gaan? Dan zal ik een wagen halen op de boerderij."
"O neen," weerde Gundel af. "Ik ben gewend zware tochten te doen en op jou gesteund kan ik best te voet gaan. Maar ik schaam me wel voor vrouwe Martha en mijnheer Reinhardt. Ik zie er vreselijk verwaarloosd uit. Ik schaam me ook voor jou, Hans, dat je nu je zuster als een bedelvrouw tot hun brengt."
"Dat geeft toch niets kind. Ik heb zelf ook in grote ellende verkeerd en weet wat het is om broodgebrek te lijden. O arme Gundel, je was dus in Gotha en ik heb daar niets van vermoed! Ik zal je nog maar niet vragen hoe je in deze bittere ellende bent gekomen. Als je rustig en wel bij me bent kun je alles vertellen. Maar één ding wilde ik wel gaarne weten. Waar is de vader van het kindje?"
"Hij is dood," zei Gundel, het hoofd afwendend. "Hij is op de geboortedag van het kindje gestorven."
"Wat vreselijk!" liet Hans zich ontvallen. "Hoe lang is dat geleden?"
"Ongeveer acht maanden!"
Lise Tschanz keek niet weinig verwonderd op toen Hans met een vreemde jonge vrouw de keuken van de grote herenboerderij binnenstapte. Haar verbazing werd nog groter toen ze zag dat Hans ook nog een klein kindje op zijn arm droeg en dat voorzichtig in een hoek neerlegde.

Ze was juist bezig met pap koken. Het was bijzonder gezellig in de grote keuken en Gundel snoof met behagen de geur van de opborrelende pap op.

"Deze vrouw is moe en heeft honger, Lise," zei Hans. "Heb je wat warms voor haar te eten?" Het meisje keek een beetje achterdochtig naar Gundel. Was dat een bedelvrouw? Gundel kreeg het gevoel dat ze van top tot teen opgenomen werd en dat de taxatie maar matig uitgevallen was. Hoe kon het ook anders.
Haar oude zelfvertrouwen was ze geheel kwijt. Aangenamer zou ze het gevonden hebben als het schemerig donker in de keuken was geweest, dan zou haar besmeurde en verkreukelde kleding niet zo opgevallen zijn. Wat bood het hoog oplaaiende houtvuur echter een verkwikkende warmte en hoe veilig en rustig was het dat ze nu niet buiten behoefde te zwerven en om onderdak in een schuur vragen.
Hans trok een bank onder de tafel vandaan en plaatste die bij de haard. "Ga maar zitten," zei hij vriendelijk. Gundel wilde wat graag. Haar benen waren doodmoe en haar adem stokte een beetje. Dat kwam waarschijnlijk van de emoties.
Lise wist nog steeds niet wat ze er van denken moest en Hans liet haar in het onzekere. Hij hielp Gundels wijde mantel uitdoen en trok daarna de versleten schoenen van haar voeten.
Zoveel zag Lise nu wel dat de jonge vrouw kleren aan had van een betere snit dan de boerenbevolking placht te dragen. Haar nieuwsgierigheid werd bijzonder geprikkeld. Ze schepte een bord dampende pap op en schoof dit over de tafel naar Gundel toe, terwijl ze vragend Hans aankeek, alsof ze zeggen wilde: Vertel nu eens vlug wat dit allemaal betekent! Maar Hans gunde zich geen tijd voor uitleg. Eigenhandig hing hij een grote ketel water boven het vuur en zei daarna tegen Gundel dat ze wat eten moest.
Het kindje in de hoek gaf af en toe schreigeluidjes. Gundel keek er naar, maar Hans zei beslist: "Nee, eerst zelf eten," waarop zijn zus gedwee haar hoofd boog en na een kort gebed in de pap begon te lepelen.
Intussen riep Hans Lise naar de achterdeel en zei: "Deze jonge vrouw is er heel ellendig aan toe. We moeten haar helpen. Als ze wat gegeten heeft, zal zij zich gaarne willen wassen vóór ik haar voorstel aan mijnheer Reinhardt en vrouwe Martha."