J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (33)

Dit alles ademde zo'n ongekende rust. Vader Kästner luisterde naar het gedruis van het water. Hij keek eens naar het verweerde hout van de molengang en de geteerde houten zijwand van de molen. Alles was oud maar van degelijk materiaal gebouwd. Bij een behoorlijk onderhoud behoefde men geen verval te vrezen. Wat hadden zij het bijzonder goed hier in dit eenzame dal diep in de bossen. Ja, bijzonder goed terwijl bijna overal het land verteerd werd door de ellende van de oorlog. En dan de wetenschap dat er nieuw jong leven - zo God het wilde - nog deze zomer onder het hechte dak van het oude molenhuis gebracht zou worden. Gretchen had het hun met tranen in haar ogen verteld. Ze was zo blij het kind, en zij niet minder!

Een mens kan tot wonderlijke gedachten komen op zijn bed binnen de veilige wanden van de bedstede en onder de zware balken. De herinneringen kwamen in allerlei vorm op Hans aanzweven, waardoor hij de slaap niet vatten kon. Hij dacht aan de bewogen jaren welke achter hem lagen. Toen hij nog bij meester Berthold het schoenmakersvak leerde was er meermalen een stil verlangen in hem opgerezen om de driepoot vaarwel te kunnen zeggen en naar de Latijnse school te gaan. En nu.. nu de mogelijkheid daarvoor geopend werd, waren er andere banden die hem bonden. "De velden zijn wit om te oogsten!" had mijnheer Reinhardt gezegd. Hans begreep terdege wat hij bedoelde. Soms bekroop hem dat oude verlangen weer, maar dan zag hij de kindergezichten voor zich welke volgens het plan van mijnheer Reinhardt weldra aan zijn zorgen zouden worden toevertrouwd. Feitelijk was het veel aanlokkelijker om te gaan studeren! Zijn vastgenomen besluit om de herenboerderij niet te verlaten vervaagde totdat er een stille berusting in hem zakte om zich onvoorwaardelijk over te geven aan Gods wil. En daarna zakte hij in slaap. Terwijl de zomerwind door de toppen van de bomen suisde en om het oude rieten dak speelde lag hij daar. Morgen zou mijnheer Reinhardt er weer over beginnen. Zacht prevelde hij nog: ,,Wijs gij mij de weg Heere die Ge wilt dat ik zal gaan."
De volgende morgen zag Hans eerst nevelig maar daarna langzamerhand duidelijk het beeld van zijn vader. Wat zou die in deze omstandigheid gedaan hebben? vroeg hij zich af. Feitelijk wist hij antwoord wel! Die zou gezegd hebben: waar heeft de Heere het werk voor me beschikt! Dat standpunt had hij ook ingenomen toen de woeste horde van Tilly Hohne overviel. Hij was 90 niet gevlucht maar had getracht de zieken en beangstigden moed in te spreken.
De glans van Neurenberg met haar Latijnse school werd echter hoe meer hij wakker werd, sterker en al zijn besluiten die hij de vorige dag genomen had, vervaagden in het niet. Herinneringen trokken aan zijn geest voorbij, totdat de kleuren der beelden verdonkerden en versomberden.
Nieuwe rezen op. Er kwam een vochtige glans in zijn ogen. Hij haalde diep adem en sprong zijn bed uit.
Aan de maaltijd begon mijnheer Reinhardt er over wat Hans nu van plan was. Hij keek hem ernstig aan maar pleitte niet dat hij te Gotha zou blijven. ,,Je moet daarin zelf beslissen" zei hij. "Dat heb ik gedaan!" antwoordde Hans rustig. ,,Het heeft me wel strijd gekost want de studie op de Latijnse school trekt me bijzonder aan. En hoewel het onderwijzerschap ook een bepaalde studie vereist, ligt het voor mij toch op een ander vlak, temeer daar ik door de omstandigheden van de oorlog de normale opleiding daarin niet kan volgen. Met de volle overgave van mijn gehele hart heb ik echter besloten om hier te blijven mijnheer Reinhardt! Ik hoop dat God Zijn zegen aan dit besluit wil geven, opdat ik in het onderwijs geven werkzaam mag zijn in Zijn dienst!"
"Een mens heeft behoefte aan steun" antwoordde mijnheer Reinhardt eenvoudig. ,,God heeft het zo ingesteld in de samenleving dat wij elkaar nodig hebben. Ik ben je heel dankbaar Hans dat je hier wilt blijven. Ik heb ook steun nodig om dit uitgestrekte landgoed te beheren. Want als ik het beheer verwaarloos dan moeten al de dorpelingen daardoor lijden. En hoeveel sterker komt dit nog uit als hun geestelijke vorming verwaarloosd wordt. Daarom jongen, ik ben zo blij dat je door de moeilijke weg in je jeugd hebt leren inzien hoe machteloos een mens is. Daarom heb ik er vertrouwen in dat je pasklaar gemaakt bent om het pad te lopen." Even wachtte mijnheer Reinhardt als zocht hij naar het juist woord. Toen vervolgde hij "om het pad te lopen waarbij we alle zelftevredenheid verliezen en al ons doen en laten in 's-Heeren hand overgeven." Die morgen studeerde Hans niet veel. Hij trok zich terug in de stille voorkamer en schreef een lange brief aan meester Berthold en moeder Brigitta, waarin hij zijn gehele hart openlegde. Zodra de gelegenheid daar was hoopte hij naar Neurenberg te komen om de erfenis te ontvangen. Daar was overigens geen haast bij vond hij. Nu de plannen zo strak omlijnd werden maakte mijnheer Reinhardt er haast mee om een schoolgebouw in orde te maken. Het oude, dat reeds verschillende jaren leeg had gestaan, was zodanig vervallen dat het niet meer geschikt was voor het beoogde doel. In overleg met de timmerman werd besloten om de oude boerderij van de weduwe Bärlach, die enige weken terug overleden was, voor school in te richten. Het voorhuis kon dienen tot woning voor Hans, en de grote deel, wanneer de vloer werd gelijk gemaakt en de ramen vernieuwd, bood een prachtige ruimte om onderwijs te geven.

Hans mocht aanwijzingen geven hoe hij de veranderingen wilde hebben. Mijnheer Reinhardt kwam meermalen kijken en dan gaf hij meteen nog verschillende raadgevingen. Toen de verbouwing klaar was stonden allen verbaasd over de praktische ruimte welke verkregen was.