Aan de voeten van Gamaliël

Aan de voeten van Gamaliël (n.a.v. Hand. 5 vs. 34)

Net als eens Saulus van Tarsen mogen ook wij nu plaats nemen aan de voeten van Gamaliël. Een bijzonder bevoorrechte plaats, want deze Joodse rabbi is niet de eerste de beste, neen hij stond in hoog aanzien. Als schriftgeleerde en lid van de sekte der Farizeeën had hij wel meer dan 1000 leerlingen die hij onderwees in de wetten van Mozes en ook in de Griekse filosofie. Uit de evangeliën weten wij dat de Heere Jezus meermalen in conflict kwam met de farizeeën, zowel vanwege hun schijn-heiligheid en het uitbuiten van het volk, als ook door hun verwerpen van de Messias Gods. Uit de Talmud (een bekend Joods geschrift) en ook door de geschiedschrijving van Flavius Josephus weten wij, dat Gamaliël als bijnaam "de oude" droeg en zeer geëerd werd om zijn godsvrucht, kennis van en eerbied voor de heilige Schriften. Het schijnt dus dat wij ons oordeel over de farizeeërs waar het Gamaliël betreft moeten herzien. Niet het minst door dat wat we in ons teksthoofdstuk lezen. Nee, het hart van dit lid van het Sanhedrin was niet gebarsten en ook liet hij zich niet verleiden door hartstocht en drift toen de apostelen vrijmoedig getuigden van hun gestorven en opgestane Heere. Uiterst bedachtzaam en kalm staat hij temidden van zijn woedende medebroeders op en het eerste woord dat hij spreekt is een maatregel van gezag en orde: Laat deze mensen een weinig buiten staan. Met gezag en kennis van zaken roept hij daarna zijn hoorders in gedachten wat heel recent –ze hebben het allen meegemaakt- is geschied met twee eerdere verleiders, die aanvankelijk veel aanhang verkregen, maar die na verloop van tijd door niemand meer werden gevolgd. Val nu toch niet in dezelfde fout en pas opdat van u ook niet, met al je woede eens zal blijken dat je tegen God strijdt. Door zijn betoog weerhoudt hij het Sanhedrin van een onbezonnen moord op de apostelen van Jezus de Christus en weet hij de gemoederen te stillen. Gamaliël, een redder in nood.

Voor u, jou en mij is vooral van belang: Wat leer ik hieruit? Wel ten eerste dat God regeert en niet de vijanden. Door de raad van Gamaliël grijpt een hogere Raad, God zelf, in tijdens de raadsvergadering van het Sanhedrin, de hoge raad. De almachtige God gebruikt deze geleerde man om Zijn vrijmoedige getuigen te redden uit de teugelloze woede en haat van de vijanden van Zijn Kerk.
In de tweede plaats blijkt hier dat zij, die openlijk voor de zaak van de opgestane Heere uitkomen, er niet en nooit alleen voor staan maar de waarheid van Christus' woord zullen bevinden: Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld (Mt. 28 vs. 20). En ten slotte en dat niet in het minst, dat onze God en Vader van onze Heere Jezus Christus vrijmachtig beschikt over wie Hij wil en dat Hem alles en iedereen ter beschikking staat. Want wie is deze redder in de nood eigenlijk? Hoe staat hij zelf tegenover het evangelie van vrije genade? De R.K. kerk heeft hem "binnen" gehaald. Hij zou later samen met Nicodemus tot het christendom zijn overgegaan. Echter de rabbijnse traditie spreekt heel anders over hem als we daarin lezen dat Gamaliël tot zijn dood toe een felle bestrijder en vervolger van de eerste christengemeente is geweest en ook is gebleven. Aan hem wordt een gebed toegeschreven waarin Gods wraak over de volgelingen van de Nazarener wordt uitgeroepen...

Zie mijn lezer: hoewel zijn optreden een bewijs is van gezond verstand en hij vrome en wijze taal uitspreekt, blijft de vraag: Is dit nu geloofstaal? Heeft Gamaliël hiermee de beslissende keuze gemaakt om met het volk Gods kwalijk behandeld, ja veracht, gesmaad en vervolgd te worden? Gamaliël: wat een wijsheid en voorzichtigheid kenmerkt deze man, maar…. Het is te kort voor de eeuwigheid. Gamaliël is voor ons een baken in zee, een waarschuwing: Pas toch op dat je met al je kennis, inzicht en goede bedoelingen niet in hetzelfde voorbeeld van ongeloof valt. Wat is nu de grote fout die deze man maakte en die ook voor ons uiterst gevaarlijk is? Wel hij waarschuwt wel om vooral niet tegen God te strijden, maar hij vergat om bij zichzelf na te gaan aan welke kant hij zelf stond in deze strijd ten opzichte van de Zaligmaker der wereld. Het automatisme: ik ga trouw naar de kerk, ik bid, lees dagelijks meerdere malen in de H. Schrift en daarmee heb ik de goede keuze gemaakt en als ik naar een ander kijk dan breng ik het er zo slecht nog niet af… Maar: kent u, ken jij, ken ik de Christus? Heb ik het al verloren van Zijn liefde en als gevolg daarvan: volg ik Hem al, waar de weg me ook brengen zal en wat me ook overkomen zal? Rust toch niet voordat u/jij het uit Zijn eigen mond hebt gehoord: Wel gij goede en getrouwe dienstknecht/dienstmaagd, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten (Mt. 25,21).

Ds. C. Oorschot, Stellendam