Afbeelding
Foto:

Valt mijn stage in de categorie bullshit-jobs?

Terwijl ik wat artikelen lees over het onderwerp van deze column zit ik nog lekker even buiten in de avondzon. Ik denk automatisch terug aan wat ik vandaag heb gedaan. Een afstudeeronderzoek naar een nieuw onderdeel voor een enorme industriële 3D printer met een bouwplatform van 7 bij 3 meter. Deze moet een nieuwe manier bieden om grote onderdelen te produceren die nu van een ander materiaal en/of via een ander proces gemaakt worden. Ik vraag me dan af of mijn stage mee kan tellen in de categorie bullshit-jobs. Zo noemt antropoloog David Graeber het werk dat niet veel meer is dan tijdsvulling, en weinig bijdraagt aan een betere wereld. Als ik kijk naar wat ik vandaag heb gedaan zou het inderdaad wel kunnen. Het grootste deel van mijn tijd besteed ik met mijn laptop en notitieboek, waarin een dagelijks groeiend onderzoeksrapport langzaam vorm begint te krijgen. Vooral veel tekst, met hier en daar een afbeelding of een tabel. Van het onderzoek zie je eigenlijk weinig fysieke resultaten, en voordat alles in de praktijk eens wordt toegepast zijn we waarschijnlijk een paar jaar verder. Bullshit-job? Misschien stiekem wel. Voorlopig gaat niemand er op vooruit, en het is ook geen uitvinding die de wereld zal choqueren. Maar toch resulteert het hele project in iets. Iets tastbaars waar een kostprijs en een winstmarge aan komt te hangen. Dan zal het toch wel nut hebben? Ik ben toevallig ook in een boek bezig dat perfect op dit onderwerp aansluit. Then We Came to the End, van Joshua Ferris. Het beschrijft op een komische en onuitstaanbaar herkenbare manier de dagelijkse worsteling van een verveeld reclamebureau. Een leven vol kale bureaus, koffieautomaten, overbodige meetings en een overvloed van e-mails. De dagelijkse routine zit vol met nutteloze regels en bureaucratische processen, en het werk draagt niets bij aan een betere wereld, tot frustratie van het team. Bullshit-jobs. Of het er zo veel zijn als David Graeber beweert weet ik niet, maar ik weet wel zeker dat ze bestaan. En ik hoop er ver vandaan te blijven.