Gebed (2)

"Maar van de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan." (Handelingen 12:5b)

Vorige week ontdekten we dat ze in Jeruzalem de Heere baden met Zijn eigen woorden. In de onbegrijpelijke nood, waar menselijkerwijs geen uitkomst meer voor was, sprak de gemeente in Jeruzalem haar Heere aan met Zijn eigen woorden. Dat was een hele verademing. We kunnen de Heere over onze problemen aanspreken met Zijn eigen woorden. Onze zorgen zijn Hem allang bekend. In hopeloze situaties geeft het spreken met Hem dan toch verwachting.
Maar dan moet er moet over het gebed, van de gemeente in Jeruzalem voor de gevangen Petrus, nog iets overdacht worden.
Het is een gedurig gebed. Het woord dat hier in het Grieks staat betekent dat het voortdurend doorgaat. Ze bidden in Jeruzalem dus bepaald geen schietgebedje. Ze liepen in Jeruzalem de Heere aan met alle energie die ze hadden.
En daarmee zijn we gelijk al bij de diepere betekenis van het woord "gedurig" gekomen. Het gaat niet zozeer om een altijd maar doorgaand gebed. Het gaat vooral om de kracht van het gebed. Het is een vurig gebed; een hevig gebed. Een gebed dat met de hele ziel gebeden wordt. Een gebed dat de nabijheid des Heeren zoekt. En dat in de tegenslag niet vertraagt.
Want het is toch wonderlijk. De gemeente van Jeruzalem moet toch de ervaring gehad hebben dat de Heere het gebed niet verhoorde. Ze zullen heus niet op de vooravond van de terechtstelling met dit gebed begonnen zijn, maar natuurlijk al direct toen het bericht van Petrus' arrestatie doorkwam.
Tot nu toe heeft de Heere echter helemaal niet laten merken dat Hij op het verzoek van Zijn gemeente in Jeruzalem inging. Toch gaan ze ermee door. Ze vertragen niet door de tegenslag, maar zoeken het aangezicht Gods ten nutte van de gemeente. Je vraagt je af waar halen ze de energie vandaan om zo te bidden. Wij knappen vaak af als er niets gebeurt. Wij vragen ons af: Wordt er eigenlijk wel geluisterd in de hemel? De gemeente van Jeruzalem vertraagt niet. Vol energie; Geestes energie?, bidden ze tegen de stilte in. Zo bidden! Doen wij dat nog? En weten we nog wat dat is?
En dan nog een ding. Het gebed komt tot God voor hem.
Voor hem, voor Petrus. Dat is heel concreet en duidelijk. We mogen heel precies tegen de Heere zeggen wat ons beroert. Het gebed is vaak zo algemeen. Zo van: we zijn zondaren Heere, vergeef ons onze zonden. Dat is natuurlijk niet verkeerd. Maar je mag heel gewoon tegen de Heere vertellen waar je bang voor bent en wat je verlangens zijn. We mogen de noden in de gezinnen aan de Heere voorleggen. Als Petrus in de gevangenis zit, dan bidt de gemeente voor Petrus in de gevangenis. Of hij aan de gemeente terug geschonken mag worden.
Waarom zo concreet? Is dat niet de Heere voor de voeten lopen? Moeten we het niet veel meer aan de Heere overlaten? Ja, dat moeten we. Maar dan wel nadat we de Heere hebben gezegd wat ons bezighoudt en wat we van Hem verlangen. Bij Hem mogen we het neerleggen. En bij Hem mogen we dan onze rust en vrede vinden. Als Hij er dan op Zijn wijze op wil reageren dan is dat ook goed. Want dat gebed van ons dat komt tot God. Dat is de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. En daar kunnen we het werkelijk in vrede neerleggen. Daar ligt het goed. Bij Hem dacht u niet.
Maar van de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan.
Dat gebed heeft de Heere willen verhoren door Petrus uit de gevangenis te verlossen. Dat zal wel zo ongeveer de vraag van de gemeente zijn geweest.
Maar is de boodschap van handelingen 12: Bij bidden tot God is succes verzekerd? Nee, niet op een wereldse wijze van denken in ieder geval. Want laten we nu wel wezen. Zou de gemeente geen gedurig gebed opgezonden hebben voor Jakobus? Is dat gebed dan niet verhoord? Of is antwoord op het gebed dan toch niet reëel? Als het gebeurt zoals je het vraagt zou God je gebed verhoord hebben. Maar als het anders gaat dan…? Dan niet?
Nee, op een wereldse wijze is het gebed niet: succes verzekerd! Maar wanneer we bij de Heere zijn geweest (en dat is bidden eigenlijk! Bij de Heere te gast zijn) dan geeft Hij ons iets wat we niet verwacht hadden.
Bij Petrus verlossing uit de gevangenis. En uit de reactie van de discipelen blijkt dat ze dat inderdaad niet verwacht hadden.
En bij Jakobus dan? Wel, bij Jakobus geeft de Heere: Het zien van het aangezicht des Heeren in eeuwige heerlijkheid.
Welk antwoord wenst u? Ga naar de Heere. Zoek Zijn aangezicht. En het antwoord zult u ontvangen. Dat is zeker!
Amen.
Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 9 juli 1999.

Ds. A. van Lingen