J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (30)

,,Het is treurig" zei Gretchen zacht.
,,Til daar nou niet te zwaar aan" vergoelijkte Andreas. ,,Soldaten hebben een geheel andere kijk op zulke dingen als wij. Dat zul je van Martin wel horen. Kom nu gaan we gauw naar de molen. Ik wil mijn aanstaande zwager eens wat beter bekijken!" Martin knipperde loom met zijn ogen tegen het morgenlicht toen Gretchen en Andreas met Rudolf de kamer binnentraden. Hij voelde zich heel behaaglijk in het zachte bed maar was toch wel onder de indruk van de plotselinge wending die zijn lot genomen had.
,,En? hoe maak je het Martin?" vroeg Andreas vriendelijk.
,,Het is hier veel te mooi en te schoon" antwoordde de jongen. "Een goed soldaat slaapt beter op de harde vloer dan in een zacht bed."
"Maar ik geloof dat jij dat zachte bed toch ook wel prettig vindt" lachte Andreas. ,,Rudolf en ik zijn vanmorgen naar jullie hut geweest!"
Meteen was Martin klaar wakker. ,,Is Niels weg?" vroeg hij dadelijk.
"Ja!, de hut was leeg en er viel geen spoor van je kameraad meer te ontdekken. Wat wilden jullie toch zo alleen doen in het bos?" "Nou…. hier blijven tot we verjaagd werden en dan ergens anders onze tent opslaan. Het is hier een goede landstreek waar veel voedsel is. Dat is op andere plaatsen wel anders."
,,Hoe lang zijn jullie al hier?" vroeg nu Rudolf belangstellend.
"Sinds de bende wegtrok die brand stichtte in het dorp. Wij behoorden daarbij, maar we hadden er al lang genoeg van en wilden onze eigen baas zijn."
Kom nou!" zei Andreas. ,,Jullie zijn nog te jong om eigen baas te spelen. Waren er soms moeilijkheden?"
Nou en of! Liesel wou ons altijd bevelen alsof we nog kleine jongens waren . Ze timmerde er op los en wat wij wegkaapten nam ze ons af om het zelf met haar man op te eten en wij moesten toezien. Dan was moeder Helga heel anders".
"Wie was dat: … moeder Helga?"
Dat was de moeder van Niels. Die was eerlijk en wilde niets van roofpartijen weten. Maar ze is jammerlijk gesneuveld in de strijd bij Lützen. Toen moest zwarte Lize voor ons zorgen". Liesel zoals haar man altijd zei, maar dat is me er eentje hoor!
"Maar je weet toch wel Martin", mengde Gretchen zich in het gesprek dat roven zonde is. Dat heeft vader je als kind immers al geleerd. Ben je nu alles vergeten?'
Vergeten! vergeten! dat wil ik niet zeggen. Wat konden wij er tegen doen. Liesel gaf ons bijna niets meer te eten. Als je in bepaalde gevallen in het leger niet voor jezelf zorgt dan heb je een schraal portie, geloof dat maar. Daar heerst in veel gevallen het recht van de sterkste. Nou en als je dan niet sterk bent, of niet sterk genoeg, dan moet je slim zijn. Dan pik je het weg, dan heb je tenminste ook wat. In het leger vinden ze dat heus geen zonde. Ze geven je een pak slaag omdat zij het kwijt zijn, maar niet omdat men het zonde vind. Het is ook geen zonde, want de wereld behoort nu eenmaal aan het krijgsvolk toe. Dat mag nemen wat het nodig heeft, meer niet, maar wel zoveel als zij nodig hebben. Dat heeft zelfs de grote Koning zo geordineerd en die wist wel hoe alles geregeld moest worden."
Wat heb ik je gezegd" zei Andreas triomfantelijk tot Gretchen. "Ik ben zelf tenslotte ook nog een poosje in het leger geweest dus weet wel hoe de voorschriften zijn."
Gretchen kon zoiets vreemds dat tegen alle rechtvaardigheidsgevoel indruiste niet direct begrijpen. ,,Maar je bent toch flink en sterk, Martin" zei ze. ,,Je had reeds lang bij een boer op het veld kunnen helpen of het vee hoeden. Dan had je je brood eerlijk verdiend…"
"We verdienen in het leger toch ook eerlijk ons broodverweerde Martin zich.
,,Dat we soms ons eten moeten wegpikken, komt omdat de boeren het ons niet geven willen. Als ze ons uit de verte maar zien, komen ze met rieken en hooivorken op ons af. Holger ook een vriendje van Niels en mij hebben ze helemaal doorstoken. Hij struikelde over een boomwortel en ze spietsten hem zonder pardon vast aan de grond. Hu, ik ril nog als ik daar aan denk. Nee… praat me niet van de boeren!"
Gretchen schudde meewarig haar hoofd. ,,Je hebt totaal verkeerde denkbeelden in het leger geleerd" zei ze. ,,Maar luister eens Martin, hier zul je toch nooit stelen?"
Nee! natuurlijk niet. Waarom zou ik dat doen? Jullie geven me meer te eten dan ik op kan! En wij zijn nooit rovers geworden. Die zijn er ook genoeg in het leger. Die roven van alles om zich te verrijken, dat de boeren daar boos en vijandig tegen zijn kan ik begrijpen. Oom Claus heeft me altijd gewaarschuwd daarvoor en dat ben ik nooit vergeten."
Intussen waren vader Kästner en moeder Roza ook opgestaan. Gretchen en Andreas gingen met Rudolf naar de stal om het vee te verzorgen terwijl moeder Roza de morgenmaaltijd gereed zette. Ze waren allen een beetje zenuwachtig, er viel nog zoveel te beredderen. De twee oudjes gingen samen even naar Martin kijken en brachten hem een kroes melk met een paar sneden versbrood.
"Ja ja!" zei vader Kästner, ,,bij ons gaat het niet zo toe als onder het krijgsvolk. Wij leven in vrede met elkaar. Voel je je sterk genoeg om straks mee te rijden naar het dorp. We zullen Nero wel aan de ketting houden" liet hij er plagend op volgen. "Nou… zo erg bang ben ik niet voor een hond" verdedigde Martin zich. ,,Als ik mijn handen maar vrij gehad had…"
"Ja, ondeugd!" bestrafte moeder Roza hem, ,,nu is het jouw schuld dat al die lekkere boterkoeken verloren zijn." Maar er klonk geen boosheid in haar stem, dat hoorde Martin wel.
Ja! dat is jammer!" antwoordde Martin uit de grond van zijn hart, ,,zoiets lekkers heb ik in jaren niet gezien. Kon ik het ook weten dat Gretchen hier bij u was, dan zou alles anders gelopen zijn."