Gebed

"Maar van de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan."
(Handelingen 12:5b)

Petrus zit in de gevangenis. De grote voorganger in de gemeente is monddood gemaakt. het Evangelie dat uit zijn mond de wereld inging is tot zwijgen gebracht. De tegenstander is begonnen het werk van de Heere te dwarsbomen. En hij lijkt direct reeds overwinningen te behalen.

Het werk van God in Zijn koninkrijk is altijd een aangevochten leven. Ook in uw eigen leven zult u het ongetwijfeld kennen. De stem van de Goede Herder klonk door in uw geest. U mag het niet ontkennen dat u de stem van de Meester hebt gehoord. Maar goed en wel begon u zich in Hem te verheugen, of daar kwam de tegenstander om de stem van de Heere het zwijgen op te leggen. En natuurlijk laat de Heere zich niet door de satan gezeggen. Hij sprak gewoon door. Maar wij schrokken zo vreselijk dat wij vergaten verder naar Hem te luisteren. En toen werd het stil in ons leven. En misschien is het wel tot op vandaag stil gebleven.
Maar wat doet de gemeente in Jeruzalem? Zij zendt een gebed uit tot God. Een gebed. Dat gaat kennelijk heel spontaan. Zonder dat ze erover na hoeven te denken doen ze het. Zonder dat ze er eerst met elkaar over gesproken hebben doen ze het gewoon. En dat is maar goed ook denk ik. Want wanneer ze alles rondom de situatie waar Petrus zich in bevindt zouden afgewogen hebben, dan hadden ze teleurgesteld naar huis gegaan. Begrijpend dat er niets meer aan te doen is. Petrus is verloren.
Maar dat doen ze niet.

Door de nood gedreven ontspruit het gebed aan hun lippen. Waarom? Wel, omdat een levende gemeente in alles zich op haar Heere richt. Omdat ze niet zonder dat contact met Hem kan. Waar liefde is daar is gemeenschap zelfs in de grootste nood. Zelfs, of juist dan, wanneer de situatie uitzichtloos is. Is dat niet het wonderlijkste in het leven van het geloof. Wanneer wij geen uitkomst meer zien en niets meer over houden dan kan de Heere wat met ons doen. Dan laat Hij ons bidden. Spontaan, omdat we belcontact met de Heere toch niet missen kunnen. We horen Zijn stem niet meer. Maar we worden naar Hem toe gedreven.
Mag ik u iets vragen? U bent op hoge leeftijd gekomen. Hoe staat het met het gebed? Nee, ik bedoel niet het bidden voor het eten. Ik bedoel het echte bidden. Ik bedoel de gemeenschap met de Heere. Het verwachtingsvol roepen, zelfs als alles ons ogenschijnlijk tegen zit. Als we niets meer hebben. U weet toch wel wat bidden is? Bidden: doen we dat nog? Weten we nog wat dat is?

Ik las over een theologisch hoogleraar die in een preek over het "Onze Vader" zei: "Ik neem aan gemeente, dat u persoonlijk nau­welijks meer bidt." En in die kerk ging een opgeluchte zucht door de gemeente, omdat dit nu eindelijk eens openlijk werd gezegd. En toen ik zelf eens in eens bijeenkomstmet aanstaande dominees was en iedereen iets over zijn persoonlijk gebedsleven moest zeg­gen, bleek dat de meeste van deze aanstaan­ de dominees voor zichzelf nooit bidden. Ik heb gehoord dat er dominees zijn, die alleen tijdens de kerkdienst nog bidden. Voor zich­ zelf nooit meer!

Bidden: doen we dat nog? Weten we nog wat dat is?
Moeten we niet zeggen dat onze tijd een bid­deloze tijd geworden is. Ik denk dat die aan­vallen, die de christelijke gemeente in onze tijd te verduren krijgt, veelal op de rekening van ons gebedsleven geschreven moeten worden. Waar niet wordt gebeden daar is geen geloof. En waar men niet weet wie de God en Vader van onze Heere Jezus Christus is daar wordt niet meer gebeden. Het gebed is de graadme­ter van ons geloof. Ga uw gebedsleven er eens op na? Wanneer hebt u nu voor het laatst echt gebeden. Zo dat u merkte dat de Heere bij u was? Of misschien nog nooit?

Bidden: doen we dat nog? En weten we nog wat dat is?
Bidden dat is eigenlijk een tweegesprek. Het gebeurt niet op initiatief van ons mensen. Het initiatief komt van God. Hij zet ons aan tot het gebed. Hij doet in ons het verlangen groeien naar gemeenschap met Hem. Soms doet Hij dat door nood (zoals in ons tekst­hoofdstuk), soms ook op andere wijze. Dat doet er niet zoveel toe.
Maar Hij zorgt ervoor dat we het niet meer laten kunnen om Hem aan te roepen. Maar als we dat doen dan wordt het ook direct een tweegesprek. Dan gaan we letten op wat Hij tot ons zegt en gaan we ook heel persoonlijk spreken tot Hem.
In de relatie met de Heere kan bidden ook geleerd worden. Dat zien we ook aan de Jeruzalemse gemeente. In dit hoofdstuk weten we niet wat er gebeden is. Maar in hoofdstuk 4 lezen we ook al van de gemeente die bidt in dagen van verdrukking. En daar lezen we wel wat ze bidden. Ze gebruiken daar woorden uit de psalmen en de profeten.
Zo leert de Heere ons bidden. Als we de woorden uit de Schriften kennen. Als wij voor ons gebed Zijn woorden gaan gebruiken. Dan is er sprake van een tweegesprek. Ik denk dat hier in hoofdstuk 12 we ook aan woorden uit de psalmen moeten denken. De nood die in de psalmen wordt beschreven is de vertolking van onze eigen nood. Dat heeft de kerk der eeuwen trouwens altijd gedaan. Het bidden van de psalmen was vroeger in het klooster een vast onderdeel van de dag. Een ook Luther en Calvijn hebben het bidden en het zingen van de psalmen aanbevolen.
Ziet u zo leert de Heere zijn volk bidden. Ik denk dat daar ook voor onze dorre en geesteloze tijd vruchten van te ontvangen zijn. Weet u niet hoe u bidden moet? Bidt met de woorden van de psalmen. Kent u ze niet uit het hoofd? Lees ze rustig de Heere voor uit de Bijbel. En zeg maar tegen Hem: "Ja, zo bedoel ik het Heere! 0, ontferm u over mij en mijn kinderen."

De overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 2 juli 1999

Ds. A. van Lingen