J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (29)

In het kort vertelde Andreas nu aan Rudolf wat er gisterenavond gepasseerd was . Rudolf wist niet goed of hij blij dan wel boos moest zijn, met deze wending. Hij was helemaal in een oorlogsstemming en had stilletjes het plan gemaakt om er vroeg op uit te trekken en de tweede knaap te gaan zoeken.
"Nou!" zei Andreas toen hij van Rudolfs plan hoorde" het is nog heel vroeg. Dat kunnen we toch wel doen. Want de aanwezigheid van die tweede rakker zit me niets lekker. Jammer genoeg kunnen we niet aan Martin vragen waar zij hun verblijf hadden. De jongen slaapt nu en dat is wel goed voor hem. Maar we nemen Nero mee, Rudolf die heeft een fijne neus en zal ons wel op het spoor helpen."
Rudolf was direct een en al enthousiasme. Zijn plannetje kon hij nu toch nog uitvoeren. Andreas riep Nero en bracht hem op de plaats waar Martin de vorige dag gelegen had, wees naar het bos en gebood: ,,Zoek Nero, zoek!" Het dier sprong verheugd in het rond maar snapte niets van hetgeen van hem verlangd werd.
,,Dat wordt niks" zei Rudolf" laten we zelf maar gaan zoeken!"
Er zat niets anders op, dat begreep Andreas ook wel en zo stegen ze wel een half uur de dicht begroeide hoogte op, overal speurend om een spoor te ontdekken. Aan de platgetrapte bloemen en hier en daar afgebroken takken konden ze zien dat er iemand geweest was. Tenslotte kwamen ze midden in de dichte dennenbossen aan een open plek. Daar was uit takken en twijgen een hut gebouwd, zoals de soldaten die in het veld plachten te maken, waarvan de opening zo klein was dat Andreas er slechts op handen en voeten in kon komen.
Voor hij echter naar binnen kroop gluurde hij eerst voorzichtig in de donkere ruimte om te zien of de kameraad van Martin niet op de loer lag om hem een tik met een stok op zijn hoofd te geven. Er bleek evenwel niemand te zijn.
De kleine ruimte was hoog opgevuld met stro en hooi. "Die knapen hebben het aardig versierd" gromde Andreas. ,,Een warm bed voor de nacht en verder een lui leventje".
Hij wierp een melkemmer en een aarde kruik naar buiten en een spade. In een hoek vond hij een mandje dat nog half gevuld was met eieren.
,,Is er nog meer?" riep Rudolf nieuwsgierig.
,,Nee... verder niets dan hooi en stro... "
Voor de hut lagen nog de resten as in een primitieve stookplaats met afgekloven botten er omheen, maar van kookgerei was nergens iets te bespeuren.
"Die beentjes zijn van ons speenvarken en die eieren hebben ze uit het nachthok gepikt. Wat een rakkers! Ik denk echter dat de metgezel van mijn kleine zwager er snel tussenuit geknepen is, want de as is steenkoud en het ziet er niet naar uit dat hier iemand de laatste uren gebivakkeerd heeft. Hij heeft natuurlijk de kookpan en wat ze verder daarvoor hadden meegenomen."
"Ja dat zal wel!" beaamde Rudolf. ,,Nou ja, misschien maar beter. Als wij hem nu gegrepen hadden had je er nog een onverwachte gast bij gekregen op je bruiloftsmaal, want je weet hoe Gretchen is. Die kan geen ellende zien."
"Laten we vlug naar huis gaan" zei Andreas. ,,We weten nu genoeg en als we morgen de tijd hebben gaan we weer eens kijken."
Het mandje met eieren nam hij mee, die waren nog goed bruikbaar.
Dicht bij de molen sprong Nero plotseling blaffend vooruit. Even schrokken de vroege wandelaars op maar meteen ontspande zich hun gezichten want uit een zijpad trad Gretchen blozend te voorschijn.
,,Goede morgen dauwtrappers!" riep ze terwijl ze Andreas haar beide handen toestak. ,Jij kon niet langer thuisblijven: toen ik vanmorgen opstond waren jullie gevlogen en ik dacht direct die zijn naar het bos gegaan. Heb ik goed geraden?"
"Dat heb je" zei Andreas terwijl hij een flinke zoen gaf op haar blozende wangen.
"O! Andreas" zei Gretchen nu, "wat ben ik blij dat Martin terug is. Ben je ook niet blij met mij?"
Even verdonkerde het gezicht van Andreas, toen zei hij: ..Waarom heb je hem alleen gelaten?"
,,Omdat ik naar jou verlangde! Jij moe t alles met mij delen. mijn verdriet maar ook mijn grote vreugde. De gehele nacht heeft Martin in koorts gelegen en ik heb hem verschillende malen te drinken gegeven, maar nu slaapt hij vast. Hij heeft een ruw leven gehad en is bepaald niet kleinzielig dat kan men dadelijk merken. Daarom maak ik me niet ongerust over hem. Hij zal hier wel doorkomen want zijn verwondingen zijn betrekkelijk van geringe aard. Alleen met hondebeten moet men altijd voorzichtig zijn zo je weet. Hij heeft blijkbaar veel meegemaakt want hij zit vol met littekens. Maar je behoeft je geweer niet gereed te houden. Hij heeft me verteld dat er maar één Zweedse jongen in het bos is en dat die de laatste kogel verschoten heeft gisteren."
,,Is hij lang bij de Zweden geweest?"
"Ik heb hem nog niet veel kunnen vragen, hij is moe. Laat hem eerst maar wat bijkomen dan zal hij langzamerhand wel alles vertellen. Er zal wel veel bij zijn wat ik net zo lief niet zou horen dat begrijp je wel! Maar hoe kom je aan dat mandje eieren zeg?"
,,Dat is oorlogsbuit!" riep Rudolf lachend.
,,Wat? Oorlogsbuit?" vragend keek Gretchen naar Andreas.
,,Die hebben we in de hut van Martin en zijn kameraad gevonden" verduidelijkte Andreas. ,,Hier heb je ze. Het zijn onze eigen eieren het waren me wel een stel gauwdieven!"