J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (28)

"Ja! Gretchen was een heel lief meisje met twee lange vlechten en Gundel was een kat!"
,,O! Andreas ga toch een lantaarn halen! Wie had zo iets kunnen denken," zei Gretchen nu snikkend. Meteen sloeg ze haar armen om de hals van de knaap en kuste hem zo hevig en vurig dat de jongen niet wist wat hem overkwam en probeerde om zich los te wringen.
"Wat is er?" vroeg hij verschrikt.
"Ken je mij dan niet meer? Ben ik zo veranderd? Ik ben Gretchen, je zusje!"
Even bleef de jongen heel stil liggen toen zei hij: ,,Nee ik zou je niet herkennen. Gretchen mijn zusje kan ik mij slechts vaag herinneren als een jong meisje en jij bent een jonge vrouw."
"Ja, vanzelf! Er zijn ook zoveel jaren verlopen dat ik je kwijt geraakt ben in het Berenhol. Jij was toen een lieve kleine jongen en nu ben je flink en groot geworden… en ruw… O! Martin dat ik je nu toch zó terug krijg!"
,,Hoe bedoel je?"
"Je begrijpt me wel! Maar laten we daar nu niet verder over praten."
Intussen was Andreas teruggekomen met een lantaarn. Zijn hand beefde toen hij het lichtschijnsel over Martin liet vallen. Diep in zijn hart geloofde hij de knaap niet. Misschien had het sluwe ventje een list bedacht om zich voor Martin Trautmann uit te geven.
"Heet je werkelijk Martin Trautmann?" vroeg hij wantrouwend.
,,Ja, hoe anders!" antwoordde de jongen op zijn gewone onbewogen wijze.
,,En hoe heet je broertje dan?"
"Hans! Die is ook in het Zweedse leger!"
"Wat!" riepen Gretchen en Andreas tegelijk uit. ,,Heb je Hans in het leger ontmoet?"
"Verschillende malen! Hij was in dienst bij een Ritmeester. Maar een goed soldaat zou hij nooit worden zei men algemeen."
Toen Gretchen van de eerste emotie bekomen was ging ze vlug naar haar pleegouders om het grote nieuws te vertellen. De oude mensen wisten niet wat hun overkwam. Gretchen schaamde zich wel dat haar broertje zo'n ruwe gast was geworden die zich niet ontzag om te stelen, maar haar blijdschap over zijn terugkeer overwon deze donkere schaduw vlug. De oude mensen stonden direct op en toen moest Martin in de kamer gebracht worden. Wat onwennig lag de knaap te knipperen tegen het licht dat moeder Roza ontstoken had. Allen herkenden nu duidelijk de trekken van Gretchen op zijn gelaat zodat er geen twijfel meer mogelijk was.
"Ben je al die tijd dat Gretchen kwijt geraakt is in het Zweedse leger geweest?" vroeg vader Kästner.
"Nee, niet al die tijd. Maar ik heb zoveel meegemaakt, dat is een heel lang verhaal".
"Ja! dat zal wel. Weet je wat we doen… we gaan nu allemaal· naar bed en morgen moet je ons alles maar eens van stukje tot beetje vertellen. Je bent zeker wel moe?"
"Ja ik heb slaap en mijn been doet gemeen pijn. Maar daar kom ik wel door. Ik heb wel ergere verwondingen gehad".
"Ik begrijp dat je in het leger gehard bent" zei vader Kästner.
"Nou kinderen allemaal vlug naar bed… Want Gretchen en Andres… morgen is het de grote dag voor jullie, zo je weet. En Ook voor ons natuurlijk! Nu kan eer toch nog een verwant bij je huwelijk aanwezig zijn kind. Daar hadden we niet op kunnen rekenen.
Andreas liep nog even naar buiten om de stal te sluiten. Hij keek naar de groene bomen en de blauwe lucht, naar alles om hem heen. Het was een bijzonder mooie zomernacht waarin het niet geheel donker werd. Om nog langer te waken leek hem overbodig. De gebeurtenissen hadden zo'n onverwachte wending genomen, dat zijn hoofd soms duizelde. Dan stroomde weer dat blije door hem heen, morgen zou hij met Gretchen in de echt verbonden worden. En wat de dag verder brengen zou moest hij aan Gods genade overgeven!

Die nacht kon Andreas slecht slapen. Velerlei gedachten woelden door zijn hoofd. Soms bekroop hem de angst dat de kameraad van Martin stilletjes om de molen sloop en deze in brand trachtte te steken.
Hij had toch maar beter kunnen blijven waken! Bij ieder geluid spitste hij zijn gehoor. Daar tussen door doezelde hij lichtelijk weg om dan weer met schrik wakker te worden.
Soms kwamen er wrevelige gedachten in hem op dat nu juist op dit moment Martin teruggekomen was. Hij vond dat Gretchens aandacht van hun huwelijk daardoor sterk afgeleid was geworden, temeer daar de knaap zo verwilderd was dat haar kinderlijke hart tot schreiens toe bewogen werd. Bovendien schaamde zij zich hevig voor haar pleegouders.
Tussen deze sombere gedachte door lichtte de blijheid op dat zijn lang gekoesterde wens nu eindelijk in vervulling zou gaan. Toen echter de eerste zonnestralen hun gouden gloed over de bergen wierpen stond hij in alle stilte op om zich eens heerlijk te gaan wassen. Alles in het oude molenhuis was nog in diepe rust dacht hij, maar daarin vergiste hij zich. Want juist toen hij zijn hoofd nog eens flink nat maakte kraakte de deur van het achterhuis en trad Rudolf slaperig naar buiten. De jongen keek verrast op dat Andreas hem voor was, nu viel zijn plannetje in duigen.
"En! hoe is het met hem?" was zijn eerste vraag terwijl hij een hoofdknik naar de stal maakte.
"Heel best!" grinnikte Andreas. ,,Jij sliep gisterenavond zo vast dat je niets gehoord heb! Hij ligt daar niet meer. Hij slaapt nu in het voorhuis!"
"Wat!" stotterde Rudolf. ,,In het voorhuis?" Van verbazing wist hij niet wat hij zeggen moest.
,,Ja, in het voorhuis. Dat had je niet gedacht hé?"
Nee! zeker niet!" zei Rudolf geërgerd. ,,Waarom moet hij in het voorhuis slapen? Wat is dat voor onzin!"
,,Daar zal je vreemd van opkijken. Weet je wie de jongen is?"