Opgevaren

Handelingen 1 : 9

De hemelvaart van Christus Is een feit van kosmische betekenis. Duidelijker dan in de wijze van opvaart kan wel niet bewezen worden, hoe nu in Hem hemel en aarde is één geworden. Daarom is dit feit aanvankelijke vervulling der belofte en profetie van de volle vervulling.
Als we er maar aan vasthouden, dat hier de tweede Adam ten hemel vaart en daarin de beloften des verbonds ontvangt. Dit verbond Is toch maar niet een gemeenschap die alleen God en den mens raakt. De HEERE heeft maar niet de mens uit zijn schepping in zijn verbond opgenomen, maar de mens met zijn schepping. De banden van de mens aan heel Gods schepping zijn In het verbond onlosmakelijk vast gemaakt: Adam is het hoofd der schepping, wiens daad voor heel de kosmos beslissend zou zijn. In hem staat de schepping voor Gods aangezicht of valt van God af. Dat zou beslist worden door Adams volbrenging of verbreking van het verbond.
De onderhouding van het verbond bracht dan ook niet alleen een zegen voor de mens. Adam moest in de weg der gehoorzaamheid Gods grote schepping tot haar einddoel leiden, het einde waarin de in de aanvang gezette afstanden zouden zijn weggewerkt.
Want deze afstanden waren slechts tijdelijk. In de belofte van het verbond was reeds uitzicht gegeven op de vereniging, de éénwording van hemel en aarde. De hemel, de woonplaats Gods en der engelen, was voorbestemd om ook de mens te ontvangen, maar de mens in al zijn verbanden; de mens de mens, zoals hij het hoofd der schepping is. De zondeval dreigde dan ook niet alleen aan de aarde, maar ook aan de hemel de bestemming te roven: ze waren niet meer gericht op de vereniging van elkander, integendeel, de afstand is antithese geworden. Uit de hemel is de zonde geweerd, maar op de aarde heerst ze in de mens. Zo moet hier beneden het paradijk, die heerlijke profetie van het eeuwig paradijs, vergaan, terwijl het hemels paradijs zich moet sluiten voor de gevallen zonen en dochter Gods. Een aarde, die in de vloek der zonde is begrepen, kent geen uitzicht meer naar boven.
Nu Adam zijn 'hemelvaart' niet kan bereiken is hij tevens onmachtig om de zegen van de verbondsbeloften uit te dragen naar de ganse schepping; onmachtig om de wereld der aanvankelijk gezette afstanden heen te werken naar het grote moment der vereniging waarin alle delen der schipping het ene harmonisch geheel hun bestemming bereiken zouden.
Daarom is de hemelvaart van Christus van zo grote betekenis voor heel de kosmos. 't Is die opvaart in verheven rust, dat ineengrijpen van Gods daad van opneming en van zijn daad van opvaring, zoals in het op stijgen voor de ogen der jongeren openbaar wordt en waarin zo duidelijk wordt getoond, dat in Hem de scheiding van aarde en hemel is weggenomen. De overgang van de tweede Adam is groter dan die van de eerste Adam zou geweest zijn.
Hij toch trad op in een wereld van antithetisch werkende krachten. Daarachter ligt dan het grote Borgwerk der verzoening. Bij Adam werkte in heel de schepping de naar elkander toe stuwende krachten der liefde. Christus moest de ontbindende krachten der vijandschap eerst overwinnen. Als dan ook Christus zo vol majesteit de weg van de aarde naar de hemel aflegt, dan is er de grote jubel, dat nu in hem alle dingen verzoend zijn en zowel de dingen, die in de hemel als op de aarde zijn onder één Hoofd begrepen worden.
Nu komt alles weer in rechte stand. Hemel en aarde zoeken nu elkaar, wijl zij in Hem reeds zijn verenigd. De Olijfberg ziet de tweede Adam opstijgen en geeft daarin de vaste grond voor het visioen, dat Johannes' oog verrukken zal, wanneer hij het nieuwe Jeruzalem ziet neerdalen op aarde en de jubel hoort over de woonstede Gods, die nu bij de mensen is (Openb. 21).
In Christus kunnen nu op aarde de vruchten rijpen voor de hemel. De Eersteling is ingegaan om Hem zal de hemel de volle oogst der aarde ontvangen.

Deze overdenking stond eerder in het Eilanden-Nieuws van 5 mei 1967.

Ds. M.B. v. 't V.