J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (25)

Dat kan ik ook begrijpen Gretchen! Dat is evenwel een heel moeilijke zaak en ik vrees dat dit niet zal gebeuren!"
"Voor God is niets onmogelijk" zei nu moeder Roza. ,,Je moet Gretchen niet de hoop ontnemen. Men hoort van wonderlijke ontmoetingen in deze tijden. Bovendien is het altijd zo, als God een zwaar gericht over de aarde houdt, zoals nu het geval is, dan bewijst Hij zich daartegenover vaak een goedgunstig Helper voor hen die Hem vrezen!"
Het vele werk dat de oogsttijd meebracht noopte vader Kästner de hulp in te roepen van zijn kleinkind Rudolf Schweitzer, de oudste zoon van zijn schoonzoon. Gretchen spande ook al haar krachten in waar haar hulp nodig was, maar moeder Roza wilde beslist hebben dat het meisje nu ze de bruid was, zich meer met haar uitzet en andere huishoudelijke bezigheden druk maakte.
In deze tijd trok er juist weer veel verdacht volk in de omtrek rond. Het waren meer losse groepen dan een geordende legermacht, maar herhaaldelijk kwamen er roof en diefstal voor. Eén hoeve werd zelfs in brand gestoken en de gehele gemeenschap verkeerde in angstige spanning. Op de watermolen vreesde men zeer terecht dat het feest waarop men zich zozeer verheugd had nu nog verstoord zou worden. Eindelijk echter bracht Rudolf, die geregeld zijn ouders in het dorp bezocht, het geruststellend bericht mee, dat de bende over de bergen was weggetrokken.
Er ging een zucht van verlichting op! Maar reeds de volgende dag bemerkte Gretchen, dat drie van de mestkuikens die men voor het aanstaande feestmaal bestemd had, verdwenen waren. En de volgende morgen bracht Rudolf vol verontwaardiging het bericht dat de beste kerssenboom uit de boomgaard geplunderd was. Er moesten dus dieven zijn , die zich in de omtrek schuil hielden.
Men besloot Nero, de grote waakhond van de herenboerderij te halen en hem 's avonds in de hof los te laten lopen. Maar de volgende morgen lag het beest gemoedelijk een kippeboutje af te kluiven terwijl een jong biggetje uit het varkenshok verdwenen was. Blijkbaar hadden de dieven de waakhond geraffineerd afgeleid en toen hun slag geslagen.
"Soldaten zijn het niet!" zei Andreas, ,,die zouden zich niet met zo weinig tevreden hebben gesteld. Het zal bedelvolk zijn dat zich hier ergens in een van de schuilhutten in de omgeving verborgen heeft!"
Enige dagen vermiste men niets, zodat men dacht dat de dieven weggetrokken waren. Twee dagen vóór de trouwdag werd de oven heet gestookt en eerst het fijne brood, toen de gele boterkoeken en tenslotte de grote huwelijkstaart daarin gebakken, welke in het midden van de tafel zou komen te staan. In de middag stond alles gereed. Met genoegen keek Gretchen naar het resultaat van haar arbeid.
Ze had het venster naar de tuin opengezet want, het was warm in de keuken. Nogmaals keek Gretchen naar al de heerlijkheden; zoveel lekkers bij elkaar had ze nog nooit gezien. Met een blijde glimlach dacht ze aan het naderend feest en ging dan aan het werk in het voorhuis.
Het meisje bemerkte echter niet dat ze bespied werd! Daar kwam plotseling uit de heesters aan de rand van de grote tuin vlak bij het venster, een warrig jongenshoofd te voorschijn. Twee heldere blauwe kijkers zagen vlug uit naar alle kanten. Het volgend ogenblik boog een lenige gestalte zich door het venster, twee vuile handen werden uitgestrekt en graaiden vlug de schotel met de boterkoeken van de tafel, om dan snel weg te rennen.
Een ogenblik later werd Gretchen plotseling in het voorhuis opgeschrikt door een hevig rumoer. Ze hoorde het gerinkel van scherven en verwoed hondengeblaf. Boven dit alles uit klonk de schelle stem van Rudolf: ,,Pak hem! Nero, pak hem!"
Gretchen holde impulsief terug naar de keuken en zag nog juist een haveloze jongen wegrennen in de richting van het bos, zijn armen vol met verse boterkoeken. De grote schaal waarop zij zo netjes het gebak gelegd had, lag gebroken op het tuinpad. De domme Nero, die eerst zo verwoed op de kleine dief was afgestoven, bleef nu snuffelend bij het nog hete gebak staan dat her en der door de tuin verspreid lag. Eerst op aanvuren van Rudolf vloog hij de vluchteling na en haalde hem weldra in. De slimmerik probeerde hetzelfde kunstje nog een keer door ijlings de hond een koek voor te werpen, maar ditmaal gelukte deze list niet, want Rudolf kwam met een opgeheven stok aanhollen en hitste het beest verwoed aan: ,,Pak hem Nero!"
De hond deed nu een grote sprong naar voren en zette zijn scherpe tanden in het been van de vluchteling, die met een kreet van pijn voorover op de grond viel. Rudolf die dol van drift was, begon op hem los te slaan terwijl de geurige boterkoeken als een vuile massa in het gras lagen.
Eensklaps brandde een schot los tussen het dichte geboomte, een kogel vloog fluitend door de lucht maar raakte gelukkig niemand. Rudolf stond even stijf van schrik waarvan de knaap gebruik maakte om vlug op te staan en weg te strompelen. Maar nu bleef Nero op zijn post. Hij greep de jongen weer bij zijn broek vast en belette hem om te ontkomen.
Intussen was Gretchen ook komen aansnellen. Hoewel ze de diefstal heel erg vond werd haar medelijden bij het zien van de verwaarloosde knaap meteen opgewekt, zodat ze direct Nero gebood de jon gen los te laten.
De hond gehoorzaamde meteen. Nu kwam ook Andreas, die in de molen aan het werk was geweest toelopen en allen stonden een ogenblik zwijgend en besluiteloos om de jongen die na de eerste kreet stil was geworden en de handen voor zijn gezicht hield om de pijn te verbijten.