De afgewentelde steen op Paasmorgen

En opziende zagen zij dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot.                

Markus 16:4

Met Pasen denken we eraan dat de Heere Jezus Christus, Gods Zoon, is opgestaan uit het graf. Alle vier de evangelisten beschrijven Zijn opstanding. Het is opmerkelijk dat Markus in zijn evangelie enkele keren met nadruk wijst op de zware steen voor de ingang van het rotsgraf. Die steen werd op Paasmorgen afgewenteld. Het graf van de Zaligmaker is een geopend graf.

Onmogelijkheid

Aan het einde van de middag van Goede Vrijdag wordt het lichaam van de Heere Jezus neergelegd in het graf van Jozef van Arimathéa. Men rolt de zware steen door een geul terug voor de opening, zodat het graf gesloten is. Voor de discipelen en de vrouwen vergaat hun hoop. De Zaligmaker is gestorven. Hij ligt achter de steen in het graf.

Op de vroege zondagmorgen gaat een groepje vrouwen naar het graf. Markus noemt hun namen: Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus, en Salome. Met innige liefdebanden zijn ze aan hun Meester verbonden. In hun hart ligt het voornemen om hun gestorven Geliefde te zalven. Op weg naar het graf komt er echter een bange vraag op in hun hart: Wie zal ons de steen van de deur des grafs afwentelen? (vers 3) Dat wegrollen vereiste mankracht, waarbij soms gebruik gemaakt werd van een hefboom. Verder was er ook toestemming nodig van de eigenaar om het graf te openen. Zo komen ze op weg naar het graf voor een grote onmogelijkheid te staan.

Ook in ons leven zijn er van die zware stenen. De zwaarste steen is de steen van onze zonde. Door de zondeval leven we gescheiden van God en missen we Zijn gunst. Wie zal die steen wegnemen? Is dat onze vraag al geworden? Als de Heere in ons hart gaat werken, krijgen we met stenen te maken. De steen van onze schuld en verlorenheid, van onze onkunde en blindheid. O, wie zal toch die grote stenen afwentelen?

Werkelijkheid

Zo naderen de vrouwen het graf van de Zaligmaker. 'En opziende zagen zij dat de steen afgewenteld was.' Deze zin (in de tekst tussen haken) omschrijft de werkelijkheid van Pasen: Het graf is geopend, de Heere Jezus Christus leeft. Die weggerolde steen zegt zonder woorden: 'Hier is geen Dode, maar een Levende!'

De vorm van het Griekse werkwoord wijst erop dat het afwentelen van die zeer grote steen een eenzijdig werk van God is. Een engel kreeg de opdracht om die steen weg te nemen. God de Vader sprak daarmee Zijn goedkeuring uit over het werk van Zijn Zoon. Hij wekte Hem op uit de doden. De Heere Jezus Christus stond op uit het graf. Die zware steen ging als een schildwacht eerbiedig voor Hem opzij. De Heilige Geest bewaarde de gestorven Zaligmaker achter die steen voor ontbinding. Het grote werk van de zaligheid ligt vast in de handen van de Drie-enige God.

Pasen predikt dat de Heere Jezus Christus leeft. Door Hem kunnen en zullen dode zondaren levend worden. Voor God zijn er geen onmogelijkheden. De zwaarste stenen worden door Hem weggerold. Mag dit ook vandaag geen moed geven?

Onderwijs

Het wonder van de weggerolde steen moet verklaard worden. De vrouwen gaan het graf binnen, verward en ontsteld. Ze begrijpen niet wat er gebeurd is en zijn zo blind voor Gods werk. Daarover moet de Heere Zelf licht geven. Nu is de steen wel weg van het graf, maar de steen van onkunde ligt nog op hun hart.

In het geopende graf horen de bevreesde vrouwen de boodschap van Pasen uit de mond van een hemelse boodschapper: 'Jezus is opgestaan, Hij is hier niet.' Zo wordt er onderwijs gegeven over het wonder van de afgewentelde steen. Het volle licht gaat erover op, als de opgestane Levensvorst Zélf aan deze vrouwen verschijnt en de steen van het ongeloof wegneemt van hun hart. Dan mogen ze in Hem de zaligheid vinden.

Het is duidelijk dat Gods werk aan Gods kinderen geopenbaard en nader verklaard moet worden. De levende Zaligmaker gaat voort om stenen weg te nemen. Ook op Paasmorgen leidt en onderwijst Hij blinden.

Hebben wíj deze Leidsman al nodig gekregen?

Ds. S. Maljaars, Meliskerke