9. Recent afgebroken wagenschuur van de naamloze 18e eeuwse hoeve aan de Zeedijk 5
In Stad aan ’t Haringvliet. Ook hier waren glinten deuren. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
9. Recent afgebroken wagenschuur van de naamloze 18e eeuwse hoeve aan de Zeedijk 5 In Stad aan ’t Haringvliet. Ook hier waren glinten deuren. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amersfoort. Foto:

Oude hofsteden op Overflakkee

Verdwijnende bakens in de polder (Deel III)

In de eerste twee artikelen over dit onderwerp heb ik u kennis laten maken met vijf groepen boerderijen die nog op Overflakkee te vinden zijn. Een aantal daarvan staat onder grote druk voor wat betreft het behoud op lange termijn. Er zijn zelfs vergevorderde sloopplannen voor zeer karakteristieke hofsteden. Het is treurnis dat het daarvan moet komen, maar wat nóg treuriger is, is dat de lokale overheid lijkt weg te kijken en in het geheel geen moeite lijkt te doen om eens met een eigenaar te gaan praten, met als doel tot een andere oplossing te komen dan te gedogen dat – recht voor zijn raap gezegd – die 'ouwe meuk' wordt gesloopt. Het slopen van die 'ouwe meuk' verschraalt nu juist het platteland en het is onomkeerbaar. Het eindresultaat? Na een aantal jaren gaat er iets knagen; een knagend gevoel dat met de volgende uitlating geschetst zou kunnen worden: "Tjongejonge, wat is d'n polder toch verachterd, vroeger ha hier zukke mooie steeën gestaen en d'r was zôveul te bekieken. 'T is zônge dat dit noe allemaele weig is." Laten we dit soort open-deur opmerkingen proberen voor te zijn door ons in te spannen voor het behoud van minstens de meest monumentale boerderijen, boerderijen die als icoon van Flakkee te beschouwen zijn. Maar, wat is er behalve die oude boerderijen nog meer op het boerenerf te vinden? Objecten die evenals de boerenhuizen stuk voor stuk worden bedreigd, of zelfs al voor het merendeel zijn verdwenen.

Door Gerbrand Hoek

Zomerhuizen

Voor de boerenstand was het gangbaar dat er naast het woonhuis op het erf ook een zogeheten 'zomerhuis' werd gebouwd. Dergelijke gebouwtjes staan meestal bij de wat groter opgezette hoeves; hoeves die uit een ruime beurs gefinancierd waren. Het zomerhuis diende oorspronkelijk voor bewoning tijdens de drukke zomer- en nazomermaanden. De familie werkte dan voor het grootste deel van de dag op het land om de oogsten binnen te halen en kwam daardoor amper in huis. Zowel uit gemaks- als zuinigheidsoverwegingen trok men de voordeur van de hoofdwoning achter zich dicht en ging tijdelijk in het zomerhuis wonen. De familie sloot de kamers in de boerenhoeve af, deed de valgordijnen omlaag en trok de stoflakens over de meubels. Koken, eten, nog even de krant lezen voor het naar bed gaan en slapen deed men in het kleine huisje dat apart stond van het grote woonhuis. In geval van kleinere zomerhuizen vertoefde de boer en zijn gezin er alleen tijdens de maaltijden en om gezamenlijk koffie te drinken met de hoofdknechten. Geslapen werd dan toch in het grote boerenhuis.

Er zijn zomerhuizen die aan de hoofdwoning zijn vast gebouwd en er zijn er die los op het erf staan. In het laatste geval staan ze recht voor of iets terzijde van de grote hofstede. Sommige zomerhuizen werden tegelijk met de boerderij gebouwd, maar de meest geïnventariseerde, losstaande 'zeumerhuzen' werden pas later opgetrokken. In tegenstelling tot het grote boerenhuis kan hier niet van één bepaalde architectuur gesproken worden. Deze bijgebouwtjes zijn er in veel varianten. Ze hadden één of ook wel twee leefvertrekken. Het kwam voor dat men er een kleine wagenschuur tegenaan bouwde, althans bij de losstaande exemplaren.

In de loop van de tijd veranderde de kernfunctie van het zomerhuis: er werd hooguit nog gekookt en de kleding gewassen en, als er geen aparte bakkeet was, bakte men er ook nog het brood. Verder werd hier het varkensvoedsel gekookt op een fornuis. In onze tijd werd en wordt het slechts nog gebruikt als opbergschuur, poterloods, fietsenstalling of garage. Daarom zijn heel veel zomerhuizen, zeker die los op het erf stonden, inmiddels geheel verdwenen. De functie ervan ging verloren. Echter niet van de aangebouwde zomerhuizen, die worden nu nog steeds gebruikt als woonkeuken.

Voor wat betreft de losstaande zomerhuizen – zo karakteristiek voor het boerenerf – moet helaas de conclusie worden getrokken, dat ze de laatste 25 jaar wel erg moeiteloos werden afgebroken. Waarschijnlijk vergemakkelijkt doordat ze nooit een monumentenstatus hebben bezeten. Van dit type bleven er op Overflakkee welgeteld nog maar drie over: één in het noordwestelijk buitengebied van Ooltgensplaat en twee in de polders ten zuiden en ten noordwesten van Sommelsdijk. In Ouddorp zijn er eveneens nog een paar te vinden. Van de aangebouwde 'zeumerhuzen' of 'kêêten' zijn er gelukkig nog wat meer behouden gebleven, vooral omdat ze als woonkeuken onderdeel uitmaken van de dagelijkse leefruimte.

Deze karakteristieke bijgebouwen verdienen het om er vanaf nu heel zuinig op te zijn! De volgende foto's laten enkele mooie 'zeumerhuzen' zien.

Wagenschuren

Een ander markant bijgebouw is de wagenschuur, of in het Flakkeese dialect: het 'waegenhuus'. Deze bijschuren dienden voor het stallen van de boerenwagens, karren, ploegen, kruiwagens en eventueel het rijtuigje van de boer. Landbouwgerei, zoals rieken, schoppen, harken, dorsvlegels enz., werd ook hier opgehangen of neergezet.
Er zijn hofsteden waarvan het achterste gedeelte van de grote schuur voor de wagens en karren werd ingericht. Maar, de grote hoeven hebben doorgaans een aparte wagenschuur op het erf staan, terzijde van de grote schuur aan de kant van de mendeuren (op Overflakkee meestal de noordkant).

In geval de wagenschuur onderdeel uitmaakte van de landbouwschuur bevindt zich achter in de gepotdekselde noordgevel een rij openslaande deuren, waarvan er een aantal bestond uit 'glinten' (een soort hekwerk van latten ).
De apart staande 'waegenhuuzen' waren aan de achter- en zijkant dichtgezet, terwijl zich aan de voorkant een rij openslaande deuren bevond. Ook hier vaak glinten deuren. Eveneens kwamen wagenschuren voor die aan de voorkant helemaal open waren, behalve het gedeelte dan waar het rijtuigje van de boer stond. Dat kwam er alleen zondags uit voor de kerkgang. Waarom waren veel wagenschuren niet helemaal gesloten? Met glinten schuurdeuren kon de wind de boerenkarren en –wagens, die in de winter binnenstonden, goed drogen. Op die wijze verrotte het hout van de wagens niet. Het kwam niet zelden voor dat de ruimte onder het lage dak in gebruik was als een extra graanzoldertje (de 'piezel').

Hoewel deze bijschuren verschillende vormen kunnen hebben, springt er op Overflakkee wel één model uit, namelijk de wagenschuur uit de 18e eeuw. Deze schuur heeft een rechthoekige plattegrond, houten gepotdekselde wanden, van voren geheel open of afgesloten met (glinten) deuren en bekroond met een schilddak van rode dakpannen. De zwart geteerde schuren domineerden het landschap, maar er zijn ook boeren die de wagenschuur groen schilderden. Soms hebben de deurposten een witte band als omlijsting, zoals gangbaar was op de Zeeuwse eilanden. Bijzonder sierlijk overigens.

Veel van de wagenschuren hebben inmiddels het loodje moeten leggen. Ook hier geldt algemeen dat dit bijgebouw – voor zover ik weet – een monumentenstatus heeft moeten ontberen. Onbegrijpelijk dat er nooit een status aan is toegekend, daar ze een onlosmakelijk deel uitmaken van de boerenerven. De volgende foto's laten enkele mooie voorbeelden van 'waegenhuuzen' zien.

De enkele jaren geleden afgebroken wagenschuur op het erf van de reeds in 1979 afgebroken 
hoeve Welgelege, Kraaijerdijk 5 in Melissant. Dit ‘waegenhuus’ had geen glinten deuren, wel de 
witte banden. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
De sterk vervallen, maar nog bestaande wagenschuur van boerderij Welgelegen, 
Oudelandsedijk 8, Middelharnis. Hier allemaal glinten deuren. Foto: collectie G. Hoek.
Dit vorig jaar afgebroken, prachtige en losstaande zomerhuis (18e eeuw) behoorde bij de Torenstee, 
Potterweg 1, Middelharnis. Deze ‘kêête’ had twee leefvertrekken en een aangebouwde karrenschuur. 
Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
3. Het al heel lang afgebroken zomerhuis van boerderij Kraaijerdijk 31, Melissant.
Ook deze ‘kêête’ had meerdere vertrekken. Foto: Bewerkte foto, fam. Van Rossum te Melissant.
Het nog bestaande, aangebouwde zomerhuis (18e eeuw) van de Torenstee, Blindeweg 2, Dirksland
Foto: collectie G. Hoek