Afbeelding
Foto:

De lange, zware reis van straatjongens uit Kangemi

Het leven in een sloppenwijk is voor velen een langzame dood.

"Verschillenden keren heb ik verteld over de Osiligifarm, de rehabiltatiefarm van Afrilift, waar de straatjongens uit de sloppenwijk Kangemi twee jaar lang onderwijs ontvangen om zo hun leven weer op de rit te krijgen. Ik heb verteld hoe de jongens van Kangemi het openluchtprogramma volgen en zo op de farm kunnen komen. Er werd mij gevraagd hoe het met de jongens gaat nadat zij vertrekken van de farm, of ze niet weer in hun oude leven vervallen en of ze wel willen werken, of ze niet liever op straat leven omdat ze dat gewend zijn.
Over het laatste kan ik u met zekerheid zeggen dat niemand 'went' aan het leven in een sloppenwijk, dat geen enkel kind 'went' aan het leven op straat, geen enkele vrouw 'went' aan het het feit dat haar kind sterft omdat er geen geld voor een dokter is en geen enkele man 'went' aan het werkloos zijn en dag in dag uit 's morgens nog voor de zon opkomt op pad gaat om overal om werk te bedelen. Geen werk is geen geld. Geen geld is geen eten. Geen eten is zwak worden. Zwak worden is sterven. Het leven in een sloppenwijk is voor velen een langzame dood. Daar went niemand aan. Ook de mensen in Afrika niet.

Wat de farm betreft is het zo dat we kunnen zeggen dat de jongens die de twee jaar op de farm afmaken, allemaal een baan hebben gekregen via Afrilift bij een boer. Ook zijn er jongens die een eigen winkeltje hebben en zorgen voor hun familie. Weer anderen werken bij de boer en sparen ervoor om op een keer verder te kunnen leren. Afrilift blijft de jongens begeleiden bij hun keuzes voor de toekomst, totdat dit echt niet meer nodig is. Als er jongens zijn die afhaken is dit vrijwel altijd in het eerste half jaar op de farm. Het programma op de farm is succesvol gebleken. Meer dan 30 jaar geleden zetten Robin en Margaret voorzichtig de eerste stappen in de sloppen, werkten zij dit programma uit en startten de projecten in o.a. Kibera, Kangemi en de Osiligifarm. En nu, na bijna 35 jaar draagt Robin de leiding over aan Jolanda. Met dankbaarheid kijken Robin en Margaret terug op hun werk in Nairobi. Veel verdriet hebben zij gehad toen hun jongste dochter in het verkeer van Nairobi omkwam, een paar dagen voor haar 17e verjaardag. Heel veel goeds hebben zij ontvangen en ook gedaan, maar zoals Robin zegt:
"Het is niet òns werk, maar Gods werk. Hij bracht ons vanuit Nieuw Zeeland in Nairobi. Hij legde in het hart van de jongens de liefde voor Jezus. Wij waren een instrument in Zijn Hand". En zo is het.
Toen ik op de farm was, heb ik gevraagd of er jongens waren die hun verhaal wilden vertellen. Twee jongen waren bereid. Ik mocht niet alles vertellen. Ook hun echte namen niet. Één verhaal vertel ik hieronder. Het is ingekort en vrijer vertaald, het leest anders niet zo fijn.

Joseph, van straatarm naar steenrijk

Ik ben Joseph en 18 jaar oud. Mijn ouders zijn op mijn tweede jaar gescheiden en vanaf die tijd heb ik tot mijn 7e bij mijn tante gewoond. Mijn moeder mocht mij af en toe bezoeken maar vanaf mijn 7de jaar heb ik haar nooit meer gezien. Mijn vader is hertrouwd en zo kreeg ik een stiefmoeder. Mijn stiefmoeder wilde dat ik geen contact meer had met mijn echte moeder en daarom heb ik haar sinds mijn 7e nooit meer gezien. Afgelopen mei ben ik haar gaan zoeken, maar het spoor liep dood. Toch heb ik inmiddels een idee in welk dorpje ik moet zoeken.
Terug naar mijn jeugd. Zoals ik zei, mijn stiefmoeder probeerde het contact te verbreken tussen mij en mijn echte moeder. En dit is helaas gelukt. Mijn vader en stiefmoeder leven in Kisumu. ( Kisumu is een stad in het westen van Kenia aan het Victoriameer) Ik heb mijn vader al anderhalf jaar niet gezien en mijn stiefmoeder al 5 jaar niet meer. Verder heb ik drie stiefbroers en één stiefzusje. We hebben geen contact. Mijn grootste wens is mijn echte moeder te ontmoeten. Om met haar te kunnen praten over vroeger en de toekomst. En te vragen of ik nog meer broertjes en zusjes heb. Maar mijn stiefmoeder haat mij zo, en werkt zo tegen die wens in, dat het elke keer niet mogelijk is.

In 2007 ben ik van het platteland naar Nairobi, naar de wijk Kangemi verhuisd. Dit kwam kwam omdat mijn tante mij iets wou vertellen. Ze wilde mij vertellen waar mijn echte moeder woonde. Maar mijn stiefmoeder en mijn vader wilden dit niet. Toen zij dit hoorden, hebben ze mij gelijk verplaatst vanaf het platteland naar de sloppenwijk Kangemi.

Als kind ging ik zelden naar school. Dit kwam omdat mijn vader het schoolgeld alleen betaalde voor de stiefkinderen. Soms was er wat geld over en dan mocht ik ook een paar keer naar school. Op school moesten de kinderen een lunch kopen, maar ik kreeg geen geld van mijn ouders. Dit betekende dat ik nooit een lunch heb gegeten en de hele dag hongerig was. De stiefkinderen kregen wel geld mee om eten te kunnen halen. Het leven was zo oneerlijk. Ook ging het met mijn schoolprestaties niet goed, doordat er geen schoolgeld aan mij werd besteed had ik altijd een grote achterstand. Daarom begreep ik dingen niet. Daar kon ik niets aan doen omdat ik soms maanden op school gemist had. Maar voor de leraren maakte dit niks uit. Ze mishandelden mij en zeiden dat ik dom was. Ik werd daarom op een gegeven moment weggestuurd omdat ik te dom was en niet meer gewenst. Thuis was het niet makkelijk. Omdat mijn vader veel weg was, was alleen mijn stiefmoeder er. Van haar kreeg ik geen eten. Soms kreeg ik een week straf voor iets wat ik niet had gedaan. Dan kreeg ik een week geen eten.
Natuurlijk deed ik weleens dingen die niet konden. Maar als haar eigen kinderen dat deden, werden ze altijd vergeven. Voor mij was geen vergeving. Daarom liep ik weleens voor een week weg tot men mij ging zoeken. Dit regelde mijn vader zodra hij thuiskwam. Hij probeerde nog een beetje voor mij zorgen. Maar als ik dan wél te eten kreeg… kreeg ik altijd als laatste. Eerst mochten de anderen kinderen eten en dan ik pas. Daardoor was er heel vaak helemaal niets meer over of slechts een paar stukjes eten.

Slecht leven

Het leven was verschrikkelijk. En heel erg slecht voor mij. Ik zag het heel lang niet meer zitten en dacht de oplossing gehoord te hebben. Iemand vertelde mij dat de inhoud van batterijen giftig is en heel erg slecht voor je is. Wat ik dan deed, was de batterijen proberen open te maken en dat spul in mijn eten te vermengen. Ik wilde mijzelf vergiftigen. Ik wilde dood. Ik werd mishandeld. Had bijna nooit eten. Niemand hield van mij. Er was niets meer om voor te blijven leven. Niemand zou mij missen. Ik wist niet wat liefde was. Ik werd altijd genegeerd. Ik wilde gewoon dood zijn.

Ik sliep na mijn verhuizing naar Kangemi op straat tussen de andere jongens. Soms sliep ik op een soort vuilnisbelt, omdat ik daar ook eten kon vinden. Dan moet je denken aan restjes zoals bananenschillen, beschimmeld brood of een bot met een piepstukje vlees eraan. Het was overleven. Ik had soms hele tijden niets te eten en het buiten slapen was vreselijk. Het was vaak koud. Ik had geen dekens. Ik had geen schuilplaats. Alles was in de open lucht. Soms ging ik slapen bij een kerk in de hoop daar wat geld te kunnen krijgen of eten. Wat ik verder deed om te overleven was bij de dam vissen. Kleine visjes verkocht ik dan voor 30-40 shilling (0,30-0.40 eurocent). Alleen het probleem was, dat veel jongens dit deden en er soms niks gevangen werd. Daarnaast kwamen soms de vishandelaars al midden op de dag en dan had je nog niks gevangen. Dit betekende dat ze erna niet meer kwamen en had je geen geld voor eten. Soms ving je er 1 en soms 10, maar ik zat er wel elke dag van 8.00 tot 22.00u. Als ik niks gevangen had ging ik soms naar een kraampje, om daar te wachten tot ze gingen pauzeren. Dan rende ik vlug langs en stal wat etenswaren om toch te kunnen eten. Ik hoorde via een vriend over het project in Kangemi en dat je daar eten kreeg. Dat was voor mij de grootste drang om mijzelf aan te sluiten. Zo begon ik aan mee te doen aan het project in Kangemi. Ze beloofden ons een gym en een voetbalveld. Een goed bed. Een douche. En eten!!

Dit alles waren al redenen genoeg om gelijk weg te gaan uit Nairobi. Verder wilde ik weg van mijn familie, omdat ze mij toch alleen maar pijn deden. Ik had een intake- formulier nodig met de handtekening voor de farm van mijn vader. Maar mijn vader weigerde en wou mij niet laten gaan om te werken aan mijn eigen toekomst. Daarom heb ik een vriend gebruikt voor de handtekening en in het gesprek moest ik de mensen wel misleiden. Anders was ik helemaal nooit op de farm gekomen. En ik wou zo graag een toekomst opbouwen. De farm was een mooie plaats en de dingen die beloofd waren, waren ook echt aanwezig. Alleen ging het vaak over God en dat vond ik helemaal niets. Ik was tegen God en wou niks met Hem te maken hebben. Ik vroeg altijd, overtuig mij dat er een God is! En als Hij er is, waarom heb ik dan zoveel mee moeten maken? En als ik dan weleens naar de kerk ging, werden juist daarna mijn problemen méér. Dus, ik zei tegen mijzelf, ik ga nooit meer. Als ik niet ga heb ik al problemen genoeg en ik wil er niet nóg meer.
Maar toch veranderden mijn mening en gedachten, terwijl ik dit helemaal niet wou. Ik had een film gezien op de farm over een vrouw die liefdevol over het geloof en God sprak. Ze eerde God en vertelde dat Hij het waard was om voor te leven. De film deed zoveel met mij. Ik voelde me schuldig en kon niet meer in vrede leven. Vanaf dat moment heb ik aan Jezus gevraagd of Hij mijn leven wilde leiden. En dat doet hij nu. En ik voel me veilig bij Jezus. Hij beschermt mij en geeft mij een ook een speciale soort liefde. Ik voel namelijk helemaal geen wrok en boosheid naar mijn vader en stiefmoeder toe. Terwijl ik vroeger altijd revanchegevoelens had. En als ik iets op de farm deed wat niet mocht, werden soms punten van mijn totaallijst gehaald. Het aantal punten wat er afgehaald werd, probeerde ik dan terug te stelen. Als ik bijvoorbeeld 50 strafpunten had stal ik 50 maisplanten of dat soort dingen. Sinds ik Jezus ken, doe ik dit soort dingen niet meer en ben ik in staat dingen te accepteren. Ik heb geleerd ook mensen te vergeven en dat is ook wat ik bij mijn vader en stiefmoeder heb gedaan. Ik heb ze vergeven voor hun daden. Ik wil graag een cadeautje kopen voor mijn stiefmoeder, als ik klaar ben op de farm, om mijn liefde te laten zien aan haar. Het is belangrijk mensen te vergeven, zonder vergeving wordt het leven onmogelijk. In de toekomst wil ik graag dominee worden. Waarom? Omdat ik weet dat meer mensen een verhaal/achtergrond als ik hebben en daardoor God haten. En daarom wil ik deze mensen helpen veranderen en tot God laten komen. Dát is mijn grootste verlangen.

Dit was het verhaal van Joseph. Op dit moment werkt Joseph als evangelist bij moslims aan de Somalische grens. Het land van Al-Shabaab. Daar vertelt hij over zijn God. Ieder jaar komt hij naar de farm en vertelt over zijn leven. Dat hij door een diep dal moest gaan. Maar een kans heeft gekregen die zijn leven compleet heeft veranderd. Ten goede in alle opzichten. Zoals Joseph zijn er nog veel meer. Joseph kreeg een kans. Maar zoveel anderen niet. Zoveel kinderen die op straat slapen. En echt, het 'went' niet. Nooit".

Frans Weller jr

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding