Afbeelding
Foto:

De storm zingt en zoemt

Met de februaristorm in de rug word ik donderdagmiddag door de polder geblazen. Bijna zonder te trappen fiets ik met een flinke vaart naar huis. De wind laat luidkeels van zich horen, zo klinkt er een hoge fluittoon als de wind de draden van de hoogspanningsmasten passeert. En de bomen fluisteren een stuk harder dan op de dagen zonder code oranje.

Als ik een hoogspanningsmast passeer hoor ik een monotoon gezoem. Het geluid doet mij ergens aan denken, maar ik weet niet waaraan. Bij de volgende hoogspanningsmast luister ik nog aandachtiger. Het gezoem verovert langzaam mijn gedachten en zet zich vast in mijn hoofd. Ik graaf diep in mijn geheugen op zoek naar het laatje waar de zoemtoon is opgeslagen. Pas bij de allerlaatste mast schiet het opeens door mijn hoofd. Het is de stemvork, de stemvork van mijn muziekleraar op de middelbare school.

De stemvork waarmee de docent op tafel sloeg en hem vervolgens met een serieuze blik en een gestrekte arm in de lucht hield. Verschrikkelijk vond ik het monotone gezoem, misschien nog wel erger dan de liedjes die de beste man zong om ons muzikale niveau op peil te brengen. In gedachten ben ik terug in het muzieklokaal. In plaats van een bureau stond er voor in de klas een glimmende, zwarte piano. Tafeltjes waren er ook al niet, alleen maar vreemdsoortige 'kinderstoelen' met een opklapbaar blad. Iedereen moest één voor één, staand naast de piano, zingen voor een cijfer. De leraar speelde eindeloos hetzelfde liedje. Hij speelde zonder zijn blik van je af te wenden.