Afbeelding
Foto: Adri van der Laan

Een slagersfamilie met gevoel voor ondernemen

Wel eens van Goedegebuur Vlees Rotterdam gehoord? Dat is een van de grootste vleesverwerkende bedrijven van Europa. Het verwerkt 750 ton rundvlees per week. De afnemers zijn onder meer de vleeswarenindustrie, cateringbedrijven, restaurantketens en winkels in heel Europa, van Finland tot Portugal, en steeds vaker ook Azië en het Verre Oosten. Dit bedrijf is in 1950 als grossierderij gesticht door een slager uit Melissant en zijn zoon: Cor en Koos Goedegebuur. De slagerij op Flakkee draaide intussen gewoon door, tot begin jaren negentig.

"Mijn vader is in 1922 met de slagerij in Melissant begonnen", zegt Cors zoon Jaap, die de zaak vanaf eind jaren vijftig samen met zijn vrouw voortzette. "Hij had er niet voor geleerd, mijn vader was niet zo'n student, maar hij had wel gevoel voor handel. Hij ging naar Rotterdam, naar de veemarkt op de Boezemsingel, om bij de slagers te kijken hoe zij werkten. Hoe het schatten van het gewicht van een koe in zijn werk ging: 720 kilo maal 3 gulden 40 per kilo. En dan het handjeklap en de uiteindelijke verkoopprijs."

Cor Goedegebuur handelde ook in vee, nadat hij zijn slagerij met slachthuis aan de Voorstraat in Melissant was begonnen. "Hij kwam bij de boeren op het eiland over de vloer voor de kalfjes en koeien. En hij ging zelf naar de veemarkt, met de tram naar de Rosestraat in Rotterdam. Daar zijn nog mooie verhalen over te vertellen. Dat er een koe los liep en de tram moest wachten, bijvoorbeeld", diept Jaap Goedegebuur uit het verleden op.

Kasten met ijsstaven

Het was een heel andere tijd. Voor het koelen van vlees waren er nog geen koelcellen, maar kasten met ijsstaven erin. "Die staven kwamen mee vanuit Rotterdam naar Melissant, maar je begrijpt dat als het 30 graden was, de helft van het ijs al was gesmolten. Het vlees werd ook wel in de tras gehangen om het te koelen. Tja, het begon allemaal vrij primitief."

In de tijd voor Pasen liep de slager met een dikbil door het dorp om belangstellenden te laten intekenen op een lekker stukje vlees voor het paasdiner. 'Topkwaliteit', hadden ze met een viltstift op het lijf van de koe geschreven. Het werkte, want heel wat dorpelingen bestelden een rollade of een ander stuk vlees.

Nadat hij de slagerij in Melissant had overgenomen, heeft Jaap Goedgebuur het pand wel drie keer laten verbouwen. Je moest immers bij de tijd blijven. "Na elke verbouwing steeg de omzet." De laatste verbouwing, niet lang voordat hij er op 59-jarige leeftijd mee stopte, was het meest ingrijpend. De zaak werd een supermarkt met een ambachtelijke slagerij erin. Daarmee speelde de slager in op de winkeltrend die in de jaren zeventig en tachtig steeds meer aan de dag trad: alle levensmiddelen onder één dak. Het was ook de tijd dat de meeste inwoners van Melissant nog hun boodschappen deden in het dorp. Met de bouw van rijen nieuwe woningen steeg bovendien de klandizie.

Huisslacht

De huisslacht bestond toen al niet meer. Jaap Goedegebuur kan sappige verhalen vertellen over de tijd dat hij door het dorp en de omgeving trok om aan huis varkens te slachten. "Haast bij elke huisje was wel een varken." Hij verdiende nog een aardig centje met het slachten en het afbranden van de huid met tarwestro. Dat gebeurde op de hof en ook wel op straat.

"Later mocht dat niet meer. Toen moest het allemaal centraal", vertelt de slager in ruste, die voordat het zover was een keer meemaakte dat een nieuwe inwoonster van Melissant zo schrok van een huisslacht bij haar in de buurt, dat ze gillend de straat op rende en de politie waarschuwde.

"Het vlees werd na de slacht geweckt en de worsten hing men aan de zolder. Als de kinderen naar bed gingen, haalden ze er steeds een stukje af. Die worst werd dus elke dag iets kleiner…" Met smaak vertelt hij dat er na het slachten bij de mensen thuis altijd wel een borreltje klaarstond.

Het slachten, aan huis of in het slachthuis achter de winkel, heeft Goedegebuur nooit bezwaard. "Je groeit erin als je als kind opgroeit in een slagerij, hoewel ik in mijn jonge jaren altijd wegging als mijn vader koeien ging schieten." Toen de overheid de eisen steeds verder opschroefde, wat forse investeringen met zich mee zou brengen, sloot de slager de slachtplaats. "Ik hing er wel aan, het zelf slachten, maar er waren geen mogelijkheden meer. Het ging allemaal in het groot, in het abattoir in Rotterdam. Veel professioneler."

Van de 'streng'

In de winkel aan de Voorstraat, toen nog een echte winkelstraat, veranderde van alles. De kast met koelstaven werd ingewisseld voor een moderne vriescel en het sigarenkistje met munt- en papiergeld maakte plaats voor een echte kassa. Wie in de beginjaren karbonaden bestelde, kreeg ze regelrecht van de 'streng'. Later lagen ze kant-en-klaar in de koeling. De vraag veranderde ook. Steeds meer moest vlees snel klaar zijn. "We begonnen met slavinken en later kwamen er bijvoorbeeld ook hamburgers bij." Soms wisten klanten niet precies hoe ze dit soort producten moesten bereiden. Het gebeurde zelfs een keer dat de slager de schuld kreeg van een mislukte bereidingspoging. Hij zou geen goed vlees geleverd hebben…

De supermarkt is er nog steeds, al is er geen ambachtelijke slagerij meer in gevestigd. Goedegebuur heeft er niet zoveel moeite mee. Ja, in het begin, toen de supermarkten net begonnen, was alles goedkoop en was de kwaliteit van het vlees minder dan in de slagerij, "maar dat is een heel end over".

Boenen en schrobben

Wat niet veranderde was dat er altijd hard gewerkt moest worden. Vroeg op en laat naar bed. Dat gold ook voor Jaaps vrouw, die in de winkel stond en de administratie bijhield. "Na sluitingstijd begon het boenen en schrobben. Je moest zo'n slagerij goed schoonhouden, want het is nu eenmaal geen textielwinkeltje."

Wat in de jaren zestig, zeventig en tachtig ook niet veranderde, was dat Jaap Goedegebuur ('Jaap van Cor van Koos') zich behoorlijk ondernemend gedroeg. Hij had het van geen vreemde; zijn vader en zijn broer waren immers in 1950 de grondleggers van het succesvolle vleesverwerkende bedrijf Goedegebuur Vlees Rotterdam. Jaap bleef wat dichter bij Melissant. Hij startte een nertsfarm en kocht onder andere twee slagerijen in Dirksland – waarvan de ene, die hij overnam van Cor Zoon, voortleeft in de huidige zaak van Van Zuidland en de andere, van Lugthart, veranderde in een patatzaak – en één in Stellendam. "Ik dacht: De Kroes heeft vierhonderd winkels, dan kan ik er ook wel een paar kopen…"

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding