J.H.R. Verboom - Het pad langs de rotsen (11)

De vrouwen waren intussen klaar met hun inkopen en zeiden tot Hans hen maar te volgen. Onderweg vertelden ze hem, dat de dokter Barbara met zich mee had willen nemen maar ze wilde niet naar een vreemd land vertrekken. Feitelijk was ze toen al niet helemaal meer in orde want ze begon er steeds meer over te praten dat ze op George bleef wachten, de oudste zoon van de dokter, terwijl ze allemaal wisten dat de jongen in Maagdenburg, waar hij voor studie verbleef, door de benden van Van Tilly vermoord werd. Als we haar dat zeiden wilde ze ons niet geloven. Nou! en het is er de laatste jaren niet beter op geworden met haar. Verwonder je dus niet als ze je ziet dat ze meent dat je George bent! "

De opgelaaide hoop dat hij nu eindelijk enige inlichtingen over Gretchen zou kunnen krijgen begon weer te doven, toen Hans deze verhalen aanhoorde.
De vrouwen brachten hem naar een klein vertrek waar op een versleten bed een dor verschrompeld vrouwtje lag. Vaag meende Hans zich uit zijn jongenstijd Barbara van Dr. Fabius te herinneren maar hij kon met geen mogelijkheid in de zieke afgetobde vrouw de dienstbode van de dokter herkennen.

Zodra zij hem zag binnenkomen gleed er een wonderlijke glimlach over haar gerimpelde gelaat terwijl ze haar beide handen naar hem uitstrekte en zei: ,,Mijn George! mijn lieve jongen! Dat is goed dat je weer bij de oude Barbara komt! Ik wacht al zo lang op je!"
De vrouwen keken Hans veelbetekenend aan terwijl een van hen tot Barbara zei: ,,Het is George niet Barbara. Het is een vreemde jongen, die je spreken wil!"
Het scheen of de benevelde brein van het oude vrouwtje even oplichtte. Ze keek tenminste verwonderd naar Hans en vroeg toen wat teleurgesteld : ,,Is het George niet…?
"Neen!" antwoordde Hans. ,,Ik ben de zoon van de overleden dominee Trautmann uit Hohne. Kun je je die nog herinneren? Vroeger kwam hij veel bij Dr. Fabius!"
Even lag ze stil voor zich heen te staren, dan antwoordde ze…" Dr. Fabius was een goede man, hij heeft de mensen altijd heel goed geholpen!"
Ja dat denk ik ook wel!" antwoordde Hans. ,,Maar weet Je nog dat de dokter de bergen wel eens inging naar Hohne?"
Natuurlijk! Dat was juist iets voor hem!
"Nou in dat plaatsje woonde mijn vader, dominee Trautman!"
"Dat heeft de dokter mij nooit verteld. En woont die er nu nog?" Verwonderd keek het vrouwtje Hans aan. Haar handen gingen tastend over het dek.
Mismoedig wendde Hans zich tot de vrouwen. Ze weet het niet meer!" zei hij droevig. ,,Laat ik haar maar niet verder met vragen lastig vallen."

Hij stond op en wilde Barbara gedag zeggen, maar haar magere hand greep de zijne vast alsof ze hem nooit meer loslaten wilde. "Ga je nu weer weg George!" zei ze zacht. ,,Dat mag je niet doen… Dan blijft Barbara weer alleen!"
Voorzichtig maakte Hans haar knokige hand los en zei daarna: "Ik moet wel Barbara, ik moet mijn zusje gaan zoeken!"

"O! …ja dat is goed. Ik wist wel dat je een goede jongen bent! Maar zul je me dan niet zolang alleen laten?"
Bedroefd wendde Hans zijn gezicht af. ,,Ga maar!" zei een van de vrouwen, ,,er is toch niets aan te doen!"
Buiten de deur stonden een paar mannen, die reeds van de vreemde bezoeker gehoord hadden, te wachten. Ze namen Hans mee en brachten de verdere avond met hem door.

"Barbara :wist zeker niets te vertellen!" vroeg er een. ,,Nee dat hadden we wel gedacht. Haar memorie is danig in de war!"
"Ze dacht maar steeds dat ik George was, de oudste zoon van dokter Fabius!" antwoordde Hans bedrukt. ,,Jammer! ik had zo gehoopt iets naders van mijn geboortedorpje te horen."
"Wij weten er ook wel iets van!" antwoordde toen een van de oudere mannen bedachtzaam. ,,Ik ben met dokter Fabius wel mee geweest de bergen in!"
,,Is het echt waar!" riep Hans uit. ,,Vertel me toch wat u weet. Misschien kan ik dan de draad te pakken krijgen om verder te zoeken!"
"Het is een droevige geschiedenis jongeman. Je bent toch zelf in je geboortedorpje geweest gisteren?"
,,Dat ben ik inderdaad, maar er was niemand meer! Geen mens, geen beest en al de huizen waren verbrand!"
"Dat is het nu juist! We kunnen je nu wel vertellen wat enkelen van ons daar te Hohne een paar jaren geleden, toen de pest zo hevig woedde, hebben meegemaakt, maar ik zou zeggen wat heb je eraan. Volgens mij kun je beter zo vlug mogelijk terugkeren naar Neurenberg. Daar heb je het goed gehad! Hier is het niets dan ellende en armoe!"

"Ik begrijp het al!" antwoordde Hans . ,,Het zal wel een heel nare geschiedenis zijn. Maar vertelt u ze mij toch. Dan weet ik tenminste wat ik doen moet! "
De man zoog hevig aan zijn pijp zodat er een snorkend geluid voortkwam…

"Je hebt naar dokter Fabius gevraagd!" begon hij toen. ,,Die hebben wij natuurlijk ook heel goed gekend. Nou! zeven jaren geleden was hier alles nog normaal totdat op een slechte dag de keizerlijke troepen deze streken overstroomden. In de bergen hielden zij het ergste huis. Dat weet je trouwens zelf wel, want je hebt het aan de lijve ondervonden. Na die tijd is het onheil niet van de lucht geweest. Maar de goede dokter Fabius spande steeds weer al zijn krachten in om te helpen waar dit mogelijk was. Om nu maar bij je geboortedorpje te blijven, dat werd op die verschrikkelijke dag bijna geheel verwoest, zodat na een poosje de meeste bewoners wegtrokken. Slechts enkelen bleven achter en die zouden zich nog wel hebben kunnen handhaven, doch op een keer streken zeker wel vijftien marodeurs met hun gezinnen te Hohne neer. Nou! dat was me het volk wel! Dat kun je begrijpen! De kwaden verstikten de goeden!