Stil gebed (I)

,,Zij dan, van ziel bitterlijk bedroefd zijnde, zo bad zij tot de Heere, en zij weende zeer".
(1 Sam. 1 : 10).

In het eerste hoofdstuk van het eerste boek Samuel, wordt ons een diepbedroefde vrouw getekend.
Hanna, de vrouw van Elkana, snikt in bitterheid haar droefheid uit. Haar huwelijk was kinderloos. En dat kan een groot verdriet betekenen. Gaarne het huwelijk te zien bekroond met de zegen van een kind en tevergeefs daarop moeten wachten.... het is voor menig echtpaar een scherpe doom in het vlees. Ook Hanna kende deze droefheid diep. In Israël werd kinderloosheid zelfs ervaren als schande. Men kon dan niet bijdragen aan de vorming van een nageslacht, dat de vervulling van Gods beloften zou zien in de komst van de Messias.
Hanna' s smart werd nog verzwaard, doordat Peninna, de tweede vrouw van Elkana, die wel kinderen had, haar gedurig tergde en haar het leven zeer zuur maakte. Van jaar totj aar trok het gezin van Elkana naar Silo om in het heiligdom de Heere te aanbidden en Hem te offeren. En ieder jaar weer was deze feestdag voor Hanna een beproeving. Ook ditmaal vergalt Peninna voor Hanna de opgang naar het heiligdom. Hanna moge de meest beminde zijn, door Elkana met zorgende liefde omringd .... Peninna is moeder.
Ondanks de attenties van haar man, is Hanna de eenzame, die, diep bedroefd, aan het blijde offermaal niet kan deelnemen.
Wat doét Hanna nu?
Zij gaat naar de voorhof van het heilig­ dom om haar zorg en verdriet te brengen voor het aangezicht van haar God.
Ze legt haar nood Hem voor, bidt om de vervulling van haar begeerte, giet haar ziel uit voor 's Heeren aangezicht.
Het is een stil gebed. Haar lippen bewegen zich, zonder dat haar stem wordt gehoord.
Juist zo'n stil gebed kan zoveel betekenen. Daarin spreekt zich uit de stille gemeenschapsoefening van de ziel met God. Hoe moeilijk het leven ook kan zijn, welk kruis men ook moet dragen, het is een goede zaak, dan het stil gebed nodig te hebben. Door de Heilige Geest in de binnenkamer te worden geleid, om onze bezwaarde harten voor de Heere uit te storten.
Het gebed is de ademtocht van de ziel.
Zoals ons lichaam niet kan leven zonder ademhaling en ademhalingsmoeilijkheden benauwdheid brengt, zo kan de ziel niet leven zonder de adem van het gebed.
Daarom zijn tijden van biddeloosheid zulke benauwde tijden voor de ziel. Dan zegt David in Psalm 32: "Toen ik zweeg", toen de om met God door mijn zonde verbroken was, ,,werden mijn beenderen verouderd in mijn brullen de ganse dag''... ,,mijn sap werd veranderd in zomerdroogten". Maar welk een verkwikking als na die tijd van zwijgen, de ziel zich weer mag uitspreken, als de omgang met God weer is hersteld.
Als de Geest der gebeden weer wordt uitgestort en weer alles voor God mag worden uitgesproken of uitgesnikt.
Hanna heeft in de voorhof lang gebeden. Zij bidt om een zoon en belooft hem dan aan de Heere te zullen toewijden.
Een Schriftverklaarder merkte hierover op, dat deze belofte niet bezien mag worden als de prijs, waarvoor zij de weldaad des Heeren wilde kopen.
"Het geloof tracht niet te kopen, geeft slechts de gaven der dankbaarheid aan de Heere". In deze belofte brak het geloof bij Hanna door. "Door het geloof leefde ze het zich in, dat de Heere haar bede reeds gegeven had en hoe ze dan uit dankbaarheid haar zoon Hem zou toewijden. In het geloof is haar hart geopend om in de weldaad de gunst des Heeren te ontvangen".
Hoe nodig is het persoonlijk gebed.

Deze overdenking stond eerder in Eilanden-Nieuws van 8 januari 1988.

Wijlen dhr. H. Hartman