Smartphone

Sedert 2010 zijn we in ons land min of meer bekend met de smartphone. In 2013 werden er wereldwijd 1 miljard van deze apparaten verkocht. Heel veel ouderen, maar ook heel veel jongeren hebben een dergelijk apparaat. Het apparaat is op zichzelf genomen een wonder van techniek. Het is eigenlijk een computer, een radio, tv-toestel, een telefoon en nog veel meer andere dingen. Het apparaat kan voor nuttige dingen worden gebruikt. Maar er kleven ook heel veel bezwaren aan dit apparaat. Het apparaat geeft eigenlijk toegang tot de wereld om ons heen. En de wereld om ons heen kent goede kanten, maar ook heel veel verkeerde kanten. Een smartphone kan ook gebruikt worden als bioscoop, bordeel, casino, pornowinkel, en zo nog vele andere dingen meer. Hoe moeten we tegen dit apparaat aankijken?

Onlangs las ik een boek van iemand die veel onderzoek heeft gedaan naar de digitalisering van onze samenleving. Het boek is geschreven door een zekere Manfred Spitzer en heeft als titel: 'Digiziek, Pleidooi voor offline leven'. Het is een boek waarin de schrijver aan de hand van wetenschappelijk onderzoek nagaat wat de effecten zijn van het gebruik van onder andere de smartphone. Ik wilde uit dit boek maar enkele dingen citeren. Dan kunnen de lezers zelf een conclusie trekken. Over het gebruik van de smartphone en het zich kunnen concentreren op de leerstof zegt Spitzer het volgende: "Al met al had het onderzoek als schrikbarend resultaat dat scholieren en studenten zich tijdens een observatieperiode van een kwartier nog geen 6 minuten onafgebroken konden concentreren." (pag. 65).

Ook geeft de schrijver een heel concreet advies aan ouders en opvoeders. Ik citeer maar weer uit het boek. "De wetenschappers geven dan ook een aantal duidelijke richtlijnen op basis van hun bevindingen: ze adviseren de ouders van jongeren om smartphonegebruik te beperken tot 60 minuten per dag, met name voor computergames. 's Nachts dienen de smartphones uitgeschakeld te zijn." (pag. 67). Even verderop lezen we dan het volgende: "...dat het gebruik van smartphones de neiging tot nadenken verlaagd." En even verder lezen we in het boek: "Proefpersonen die niet graag nadenken, lijken eerder hun smartphone te gebruiken voor zeer veel frequente zoekacties op het internet. Dit maakt aannemelijk dat deze mensen voornamelijk zoeken naar feiten die ze al kennen of gemakkelijk zouden kunnen leren en dat ze niet bereid zijn tot de mentale inspanning van het inprenten en oproepen van eigen kennis". (pag. 70-71).

Even verderop in het boek lezen we iets over de bedrijven die voortdurend games en andere dingetjes (app's) voor de smartphone maken. "Het is duidelijk te zien hoe onvoorstelbaar machtig de lobby is van firma's die zich niet bekommeren om de scholing van onze kinderen, maar om hun eigen winst - op het gevaar af dat de hersenen van onze volgende generatie finaal aan gort gaan!" (pag. 73). En over het spelen van games via de smartphone en de computer lazen we nog het volgende: "Wie gewelddadige games speelt, ontmenselijking zichzelf en anderen, zoals in twee onderzoeken met in totaal 144 deelnemende studenten is aangetoond." (pag. 73).

De schrijver trekt tenslotte een hele ingrijpende conclusie. "Volgens de hier gepresenteerde gegevens zal de overgrote meerderheid van jongeren (ruim 90%) het toestel met name gebruiken voor activiteiten die hun scholing, de gezondheid en hun sociale contacten schaden. Slechts een kleine 10% van de jonge mensen lijkt te begrijpen dat je de smartphone in het leven gebruiken moet zoals bijvoorbeeld zout op het eten: in zeer geringe doseringen (een paar gram per dag) wordt het eten er lekkerder van, maar in grotere hoeveelheden, of zelfs als hoofdbestanddeel van de voeding, is het schadelijk of zelfs dodelijk." (pag. 74).

Kortom, er is rond het gebruik van de smartphone iets heel fundamenteels aan de hand, onder jongeren en ouderen.

Ds. W. Visscher