Feuilleton: Het pad langs de rotsen

Een nauwelijks merkbaar knikje van de testamentmaker was voor hem voldoende om meteen te zeggen : ,,Wilt u dan hier uw handtekening plaatsen?"
De waard schoot toe met een plankje om dat op het beddengoed te leggen. ,,Zo nu zal het wel gaan!"
Moeizaam richtte de zieke zich nog meer uit de kussens en zette met een beverige hand zijn naam onder het belangrijke stuk. Dan tekenden de getuigen en tenslotte de notaris.
,,Hiermee is de zaak voor elkaar" zei hij. ,,U kunt wat u w laatste wilsbeschikking betreft gerust zijn!"
Hij stond op en liep naar de kapstok om zijn mantel van de haak te nemen. Na de zieke nog beterschap toegewenst te hebben, vertrok hij even effen als hij gekomen was.
De waard liet hem met een buiging uit en spoedde zich daarna weer naar de ziekenkamer. ,,Kan ik nog iets voor u doen?" was zijn wat onnozele vraag.
"Neen! Gaat u maar slapen. Ik ben u zeer dankbaar dat u voor mij de moeite hebt willen doen. om de notaris te roepen. Ik voel me nu veel geruster en blijf verder hopend wachten op Gods barmhartigheid!"
"U moet maar bellen, wanneer u hulp nodig heef t", zei de herbergier nog toen hij aarzelend de deur sloot. Eenmaal in zijn slaapkamer schudde de goede man zijn dikke domme hoofd. ,,Als die het maar haalt!" prevelde hij binnensmonds.
,,Wat zeg je?" vroeg zijn vrouw slaapdronken.
"Als die het maar haalt! Het lijkt me een eerlijke man en gans niet arm. Die kom je vandaag niet iedere dag tegen!"
Daarna trok hij het donzen bed over zich heen en dommelde door de weldadige warmte weldra naast zijn vrouw in slaap.

Terwijl Hans in de werkplaats van meester Berthold er bijna dagelijks aan dacht dat Klaus beloofd had zo spoedig mogelijk Neurenberg terug te zullen keren om dan met hem naar Saksen te reizen, verwisselde de oude knecht van mevrouw Schnepper von Herzberg drie dagen na het opmaken van zijn testament, aangetast door de vreemde ziekte welke over geheel Duitsland woei, het tijdelijke met het eeuwige.

***

Na het vertrek van Klaus scheen het wel of er bij Hans een zekere onrust zijn gehele wezen doortrok. Hij was nooit een uitgelaten of drukke jongen geweest, daarvoor had hij reeds teveel ellende gezien, waardoor hij vroeg ernstig was geworden. Bovendien lag het niet in zijn aard om bijzonder uitbundig te doen. Maar hij was wel opgewekt en tevreden de laatste jaren bij meester Berthold. Zeer tevreden zelfs! Nu voelde hij echter een soort zelfverwijt zijn hart doorknagen. Hij genoot een goede verzorging van moeder Brigitta terwijl Gretchen waarschijnlijk broodgebrek leed. Dat zelfverwijt werd met de dag sterker. Vaak kwam het voor dat meester Berthold wanneer hij 's morgens in de werkplaats k wam, hem vond met zijn hoofd in zijn handen, stil en dromerig voor zich uit starende. Hij zong en floot ook niet meer onder het werk.
Natuurlijk merkte de meester dat er iets aan Hans scheelde! Feitelijk wist de goede man wel waar het aan haperde, maar hij durfde er zelf niet over beginnen, omdat hij Hans zo node missen kon. Tenslotte begon Hans er zelf over.
Hij vroeg op een avond aan meester Berthold of hij er wel goed aan deed om het goede te genieten terwijl zijn zusje Gretchen, zoals Klaus verteld had, het zo slecht had.
"Misschien is Christoph intussen gestorven!" opperde Hans, ,,en leeft zij nu geheel alleen en eenzaam in een ellendige toestand tussen verwilderde mensen!"
Meester Berthold zuchtte. Hij stopte een verse pijp en stak bedachtzaam met een gloeiend spaandertje de brand in de tabak. Het scheen wel of hij naar woorden zocht . Dan sloeg hij zijn ogen op en keek ernstig naar Hans.
"Heb je de laatste berichten over de oorlog al gehoord?" vroeg hij daarna . ,,Gisteravond in het Bratwürstglöcklein hebben wij er met elkaar uitvoerig over gesproken. De keurvorst van Saksen schijnt aangelokt door vredesvoorstellen van de Keizer, in onderhandeling met hem getreden te zijn om de vrede te tekenen. Ik kan dat heel goed begrijpen en het zou zelfs toe te juichen zijn dat er een einde komt aan deze verschrikkelijke oorlog. Maar de Zweedse bondgenoten zijn woedend! En dat kan ik ook begrijpen, hoewel de stadsschrijver meende dat de Zweden meer hun eigenbelang op het oog hebben dan de zaak van de verdrukte protestanten. Zij willen hun macht aan de Oostzeelanden uitbreiden en vechten nu op ons grondgebied de strijd uit.
Nu weet ik heel goed wat jou bezig houdt Hans! Jij bent bezorgd over het lot van je zusje! Maar in Saksen is het op het moment aller droevigst gesteld. Laat ik het je ronduit vertellen! Het is zelfs al zover dat de Zweedse generaal Banér, nu hij de slag bij Wittstock gewonnen heeft, Saksen is binnengevallen om de ontrouw van de keurvorst te wreken. Zij moeten op een verschrikkelijke wijze hebben huisgehouden die Zweden. Bovendien trekken tuchtloze benden van allerlei slag, rovend en plunderend door het land, welke vriend noch vijand ontzien, om hun knagende honger te stillen. Daarbij komt nog die vreemdsoortige pestziekte welke haar slachtoffers vaak binnen enkele dagen ten grave sleept.
Ik geloof niet, dat het naar Gods wil kan zijn, dat je naar dat jammerlijke, door oorlog en pest verwoeste land trekt. Vooral vrouwen en kinderen zijn in grote getale gevallen. Op de bijeenkomst vertelden men gisterenavond dat in sommige streken geen enkele bewoner deze verschrikking overleeft heeft.
Het is vreselijk Hans, maar ik vrees dat ook Gretchen niet meer leeft. Reeds toen Klaus Adenauer haar zag, verkeerde ze in behoeftige omstandigheden. Nu heb ik nog wel een stille hoop dat de zoon van Christoph, naar Hohne is gereisd om zijn vader te bezoeken. Maar de reis uit het Türingerwoud naar Hohne is ver en gevaarlijk. Het is allemaal zo onzeker! "