Een blik op de Zuiderdieppolder. Foto: Adri van der Laan
Een blik op de Zuiderdieppolder. Foto: Adri van der Laan Foto: Adri van der Laan

Het inpolderen van de Zuiderdieppolder was zwaar werk voor een karig loontje

Algemeen 703 keer gelezen

GOEREE-OVERFLAKKEE – Vanaf de vijftiende eeuw is Goeree-Overflakkee langzaam maar zeker gegroeid tot het eiland dat het nu is. Het begon met het eilandje Goeree of Westvoorne en enkele polders ten oosten daarvan. De inpolderaars kregen de smaak te pakken en steeds meer water – gorzen, slikken – buiten de ringdijken moest wijken. Daardoor groeide een kleine archipel aan elkaar vast en ontstond één eiland. De laatste polder die erbij is gekomen, is de Zuiderdieppolder tussen de haven van Dirksland en de Scheelhoek ten noorden van Stellendam.

Door Kees van Rixoort

De Zuiderdieppolder wordt soms de Kroningspolder genoemd. Dat is onjuist, het zijn twee verschillende polders. Wel grenzen ze aan elkaar. De Kroningspolder is ouder. De inpoldering was in 1897. Dat ging nog met de schop en de kruiwagen. Algauw ging het mis: de nieuwe polder vloeide in. Een jaar later, in 1898, volgde het herstel. Omdat Wilhelmina in dat jaar als koningin van Nederland op de troon kwam, kreeg de polder de naam Kroningspolder.
Ten noorden van de Kroningspolder lag tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw, een jaar of 65 geleden dus, een stuk weiland met koeien en paarden. Daarachter een dijk en aan de buitenzijde een grasveld van een meter of zestig, zeventig, een rietveld en slikken.
Enkele particulieren waren voor 1953 als bezig geweest om dit gebied in te polderen. Maar ver waren deze aannemers niet gekomen. Toen kwam de Watersnoodramp. Daarna ging Rijkswaterstaat zich nadrukkelijk bemoeien met de kustgebieden. Zo ook met het inpolderen van wat jaren later de Zuiderdieppolder zou worden. Het begon op 19 mei 1953.

Op arbeidscontract

Rijkwaterstaat nam op arbeidscontract mensen aan om het werk uit te voeren. Er waren in de beginjaren wel tien tot twaalf arbeidskrachten actief aan het inpolderen. Dat was zwaar werk. Je stond met je lieslaarzen tot je knieën in de modder slootjes te graven. Slootjes van twee meer breed en een halve meter diep. De weggegraven grond kwam tussen de slootjes te liggen. Daarop: Gelders rijshout, op zijn plaats gehouden door palen, aan weerszijden. Ook legden de werkers dwarsdammen aan. Zo ontstond een netwerk van slootjes en dammen op vaste afstanden van elkaar.
De werklieden deden hun werk bij laag water. Bij hoog water – het Haringvliet was in de jaren vijftig en zestig nog niet afgesloten – liep hun werkterrein onder. Het water bracht slib mee, dat gedeeltelijk achterbleef en bezonk als de zee zich bij eb weer terugtrok. De gegraven slootjes en opgeworpen dijkjes bevorderden het aanslibben, en dus de uiteindelijke landaanwinning. Alle inspanningen waren erop gericht de zee een handje te helpen.
Het is anno 2018 bijna niet voor te stellen hoe het eraan toeging op dat stukje drassige grond boven de Kroningspolder. Al het werk was handwerk. Het graven ging met de schop. Het verplaatsen van het rijshout en de palen was sjouwwerk, over de dijk in een roeiboot. Het punten van de 3 meter lange palen met een bijl. Het plaatsen van de palen op 1 meter NAP. Het onderhoud van de dammen en sloten.
Zwaar werk voor een karig loontje. In weer en wind. Soms waren er ruige golven en één keer hadden de werkers zelfs moeite de boot de baas te blijven. De gealarmeerde reddingsboot bleek uiteindelijk net niet nodig te zijn. Je zou vandaag de dag niemand meer zo gek krijgen om op deze manier zijn geld te verdienen.

Vruchtbare grond

In 1967 was de klus geklaard. De Zuiderdieppolder lag klaar om als akkerland bebouwd te worden. Het is heel vruchtbare grond, volgens sommige boeren misschien wel de beste landbouwgrond die in Nederland te vinden is. Groot was dan ook het onbegrip onder de agrariërs toen er enkele decennia later plannen kwamen om de Zuiderdieppolder om te vormen tot een natuurgebied.
Maar de polder is er nog. Het is de meest recente vergroting van Goeree-Overflakkee. Wie het weet kan het heuveltje nog zien waar de schaftkeet van de werkers ooit stond. De keet die ook diende als opslagplaats voor materiaal en gereedschappen, en als kantoortje van de kantonnier.

Dit artikel is gebaseerd op een gesprek met een van de polderwerkers van destijds. Hij wil niet met zijn naam in de krant.

Uit de krant