Een mooie vangst.
Een mooie vangst.

“De visserij zal altijd blijven bestaan, maar ik denk wel in een andere vorm”

Algemeen 1.498 keer gelezen

STELLENDAM - Gert van Koppen was vijftien jaar toen hij begon met vissen. Na 52 jaar op de kotter is het nu tijd om te stoppen en zijn andere passie op te pakken: filmen. Een interview met de Stellendamse visserman in hart en nieren.

Door Geonne Grinwis-van der Bok

“Ik ben de zoon van een schilder dus dat heeft helemaal niets te maken met de visserij”, steekt de visserman van wal. “Mijn broer wilde altijd al wel naar de vaart. De marine werd tegengehouden door mijn ouders, dus het werd de visserij. Ik ging later naar de visserijschool in Ouddorp, waar nu de brandweerkazerne staat. De directeur van die school kwam vaak naar de lagere school toe om ‘zieltjes te winnen.’ Hij vroeg dan rond: ‘Wat wil jij worden? O, jij wil visser worden? Dan wil ik je graag zien!’ 

De reden dat Gert destijds voor de visserij koos, was omdat zijn vrienden ook die keuze maakten. “De ouders van mijn vrienden hadden allemaal een grote kotter. Ik bengelde er een beetje bij als de zoon van een schilder.” Hij vult aan: “Je was twaalf jaar oud en je moest toen al de keuze maken wat je wilde worden.” Stiekem sprak de visserij al wel aan, omdat zijn oudere broer ook al op de vaart zat. Gert: “Daar is het een beetje begonnen en ik heb het altijd met veel plezier gedaan! Als ik erop terugkijk, is het een goede keuze geweest.”

Vrijheid 

Gert was nog net vijftien jaar toen hij aan boord ging van de kotter. Hij vertelt: “Als je aan boord komt, moet je altijd als kok beginnen. Je moet zorgen voor het eten van de bemanningsleden. Eigenlijk kan elke visser dus koken.” Aan boord heeft Gert ook altijd zijn filmcamera bij. Zijn vrouw zegt lachend: “Gert kon niet kiezen, dus hij is het filmen er maar bij gaan doen. Hij was vijftien toen hij aan boord ging en vijftien toen hij begon met filmen. Zijn hele leven als visser staat dus op beeld.”

Het mooiste aan zijn werk als visser vond Gert de vrijheid. Hij zegt daar expliciet bij: “Vroeger was je vrij om te doen en laten wat je wilde. Je kon je eigen zin doen op zee. Ook was je één met de natuur.” Hij vertelt: “We vissen vaak op tong. Schol ook nog wel.” Zijn vrouw merkt op: “Kabeljauw ook, toch?” Volgens Gert was dat meer bijvangst. Hij pakt zijn telefoon erbij en laat een foto zien waar hij een grote kabeljauw in zijn armen heeft. Lachend: “Mijn grote liefde!” Hij vervolgt: “Vroeger gingen we wel eens speciaal op kabeljauw vissen en dan had je soms honderd kisten of meer. Dat was ook het mooie van de visserij. Dat kon toen gewoon.”

Crimineel 

Als visser heeft Gert veel meegemaakt. Ook de veranderingen aangaande de visserij. “De regels en toestanden van tegenwoordig, daar word je helemaal gek van”, vertelt hij. “Bij alles wat je doet, moet je nadenken of het wel volgens de regels is. Er zijn regels voor de vangst, er zijn controles en dan heb je ook nog de administratie.” Hij gaat verder: “Er komen camera’s aan boord. Zo wordt er gecontroleerd of er geen vis wordt achtergehouden. Je wordt dus als het ware helemaal in de gaten gehouden. Je lijkt bijna wel een crimineel!”

“Het is één keer gebeurd dat we drie controles kregen in één week”, vervolgt hij. “Van een Engelsman, een Belg en een Hollander. Er wordt dan gecontroleerd of de vangst goed is ingevuld, of de netten de juiste maaswijdte hebben en of je geen ondermaatse vis aan boord hebt. Ook checken ze de papieren of alles met de bemanning klopt. Of je vijf of zes man aan boord hebt.” Als ik vraag hoe dat precies zit, geeft hij aan: “Er zijn gebieden waar je alleen mag komen met zes man bemanning en er zijn gebieden waar dat vijf man is. Als je in een gebied zit waar je alleen mag komen met zes man bemanning en je hebt er maar vijf, dan kloppen je papieren niet.”

Motorstoring 

Er zijn veel bijzondere momenten om aan terug te denken. Gert merkt op: “Ik heb altijd een vaste aanvoerder gehad hier in Stellendam. Ik heb nooit in een andere haven vis gelost. Met de GO23 is het altijd hier in Stellendam geweest.” “Wat ik ook heel bijzonder vind”, zegt hij ineens, “is dat we nu vijftien jaar hier wonen en mijn vrouw brengt me nog altijd elke zondagavond weg.” Zijn vrouw vult aan: “Ik maak ook altijd een foto op zondagavond als ik hem wegbreng. Je hebt toch altijd in je achterhoofd: ‘je weet maar nooit!’” 


Ze denken beiden terug aan die ene keer dat de GO23 met motorpech stil kwam te liggen bij de kust van Aberdeen. Gert vertelt: “We hadden motorpech bij Aberdeen en we zaten bijna op de kust. Het lukte ons niet de motorstoring zelf op te lossen. Het was ontzettend slecht weer, dat zelfs de reddingsboot niet bij ons kon komen. Uiteindelijk hebben we het toch zelf opgelost, voordat we vastlagen op de kust.” Op de vraag van zijn vrouw hoe lang ze toen stil hebben gelegen, vervolgt Gert: “We hebben, denk ik, twee dagen aan de motor gesleuteld. Door de hoge golven werden we met vier, vijf mijl de kust in gedreven. Dan gaat het hard.” Zijn vrouw vult aan: “Dat is nu 44 jaar geleden. Ik weet nog dat ik thuis de babykleertjes aan het wassen was toen ik werd gebeld dat het niet goed ging. Om het uur werd ik op de hoogte gehouden van de situatie aan boord.” Ze vervolgt: “Ik zie mezelf nog zitten tussen al die kleertjes. Dan gaat er wel door je hoofd: ‘Zou hij die kleertjes nog gaan zien?’ Die momenten vergeet je nooit meer.”

Domper

Er zijn ook minder mooie momenten die Gert bij zijn gebleven. “In 1980 is de zoon van onze zetschipper op veertienjarige leeftijd verdronken”, vertelt hij. “Hij ging mee als vakantiekracht in mijn plaats. Hij had mijn oliegoed en kleren aan. Met een grondzee is hij overboord gespoeld en er is nooit meer iets van teruggevonden. Dat was echt een dieptepunt in al die jaren.” Ook staat de ramp met de OD1 hem nog bij, waarbij drie opvarenden zijn omgekomen door een bomexplosie. Gert: “Bijna wekelijks vissen we bommen op. We geven dat door en merken de bom. Daarna wordt deze teruggegooid zodat de opruimingsdienst dit verder af kan handelen.”

Een echte domper op de visserij was volgens Gert het moment dat de pulsvisserij door de Fransen verboden werd. Hij voegt daaraan toe: “Dat is de reden waarom de meeste vissers afgehaakt zijn. Mijn oude schipper wilde tijdens zijn vakantie nooit door Frankrijk heen rijden. Dan weet je wel hoe diep dat zit.” Vroeger lagen er in totaal zo’n 52 schepen en daarvan zijn er nog ongeveer 4 over, aldus Gert. “Het lag helemaal vol, maar dat is flink ingekrompen.” Zijn vrouw zegt lachend: “Als ik je vroeger op kwam halen, moest ik bellen om te vragen waar je lag. Nu hoeft dat niet meer, nu zie ik dat vanzelf.”

Hoop 

Toch kijkt Gert positief terug op de afgelopen 52 jaar. “Het is allemaal erg snel gegaan”, vindt hij. “Ik heb eigenlijk alles meegemaakt, van de opkomst van de visserij tot de ondergang, zou ik bijna zeggen. Ik heb grote kotters zien komen en ook weer zien gaan.”

De toekomst van de visserij ziet Gert niet erg rooskleurig in. “De jongeren zien het vak eigenlijk niet meer zitten. Er is dus geen nieuwe instroom.” Toch houdt Gert nog hoop: “De spirit van een visser is om er altijd het beste van te maken. De visserij zal altijd blijven bestaan, maar ik denk wel in een andere vorm.” Gert besluit: “Ik hoop, nu er een nieuwe regering moet komen, dat er meer aandacht komt voor de visserij. Dat er weer naar de vissers geluisterd wordt. De visserij hoort tenslotte bij Nederland!”

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
De haven van Stellendam, met uiterst links de GO-23. (Archieffoto: W.M. den Heijer)

Uit de krant